Enkele ‘handreikingen’ voor het schatten van hoek- of boogafstanden aan de hemel.
De methode is niet al te precies, omdat immers de ene hand (en arm) de andere niet is, maar zo krijgt u wel een idee van de orde van grootte.
Voor kleine hoekafstanden kunnen we uitgaan van de diameter van de maan of de zon: beide meten aan de hemel een halve graad (0,5°).
Dat is in vergelijking met de hierboven gegeven voorbeelden dus erg klein.
Voor de duidelijkheid zijn echter in de maandoverzichten – bij samenstanden van maan en planeten – de maan en veelal ook de planeten te groot getekend.
Om zeer kleine hoekafstanden zoals een boogminuut (1/60ste graad) of een boogseconde (1/3600ste graad) te kunnen onderscheiden, zijn we aangewezen op een verrekijker of telescoop. (Uit Sterrengids 2021)