Image default

Kees de Jager 100

Voor de Zenit-lezer is Kees de Jager een vertrouwd figuur.
Sinds 2006 verzorgt deze gerenommeerde sterrenkundige de rubriek Terugblik, waarin hij herinneringen ophaalt uit zijn lange en rijke leven, en zijn indrukwekkende wetenschappelijke carrière.
Inmiddels zijn deze herinneringen gebundeld in twee boeken*.
Maar ook buiten de Terugblik heeft hij vele artikelen voor Zenit geschreven.
Vandaag, 29 april, viert prof. De Jager zijn honderdste verjaardag, reden voor Zenit om hem extra in het zonnetje te zetten en hem natuurlijk van harte te feliciteren.
Het nu volgende interview kwam tot stand dankzij de medewerking van zoon Jan de Jager.

Door Jan de Jager

Van wie was het idee om met de Terugblik in 2006 te beginnen?
Ik had indertijd een stukje geschreven voor Zenit. Dat was kennelijk in de smaak gevallen bij de toenmalige hoofdredacteur Eddy Echternach en hij vroeg mij of ik dat niet vaker kon doen.
Toen ik daarmee begon beviel het mij ook, en zo kwam van het een het ander.

Waarom ben je met het maandelijks schrijven van een Terugblik akkoord gegaan?
Dat was geen kwestie van er akkoord mee gaan; het ging vanzelf. Zodra ik een stukje had geschreven kwam meestal al snel weer een idee voor een volgende.
Ik had vooraf geen idee hoelang ik dat kon blijven doen.
Weet je hoeveel stukjes je hebt geschreven? Misschien wel meer dan 100.

Nou, in je eerste Terugblik (het boek) staan er 121 en in de tweede nog eens 60.
Goh, dat zijn er meer dan ik dacht. En daarna heb ik nog weer meer stukjes geschreven, dus dat gaat naar de 200 toe!
Soms denk ik dat ik nu wel ben uitgeschreven, maar dan komen er toch weer herinneringen op van lang geleden.
En zo ben ik maar steeds doorgegaan.

Waarom besloot je sterrenkunde te gaan studeren?
Het eerste college dat ik volgde op de universiteit in Utrecht was een college sterrenkunde van professor Minnaert.
Ik vond dat zo fascinerend; die man was een prachtdocent.
Hij gaf schitterende colleges. Toen dacht ik: ik ga sterrenkunde als hoofdvak kiezen.
Dat schreef ik aan mijn ouders in Soerabaja (Nederlands-Indië), waarop mijn vader terugschreef: ‘Daar is geen droog brood in te verdienen.’  Bij het volgende college van Minnaert vroeg ik toen: ‘Professor, is er in sterrenkunde inderdaad geen droog brood te verdienen?’ ‘Tja’, zei Minnaert. ‘Je vader heeft eigenlijk wel een beetje gelijk. Maar als je hoofdrichting sterrenkunde hebt gedaan, dan kun je daarna altijd nog natuurkunde of wiskunde gaan doen, en dan kun je leraar in die vakken worden.’ Dat liet ik mijn vader weten, die toen schreef: ‘Ga dan je gang maar.’ Zo is het sterrenkunde geworden.

Was die belangstelling er al voordat je aan de studie in Utrecht begon?
Ja, al vanaf mijn jeugd in Indië vond ik sterrenkunde interessant.
In een van je Terugblikken schreef je ook dat in Indië een vriendje zei dat hij wist waar het middelpunt van het heelal was.
Ja, dat is zo. Ik wist niet wat ik hoorde. Eens per week was er een avondbijeenkomst van onze schoolclub.
Daarna gingen we toen een keer naar buiten. Ik weet nog wat een mooie avond het was.
Helder en doodstil. Een kampong in de verte waar wat muziek vandaan kwam en toen wees mijn vriendje naar de Plejaden, het Zevengesternte, dat was het middelpunt van het heelal.
Ik geloofde hem direct. Hij zei dat met zo veel overtuiging.
Toen ik thuiskwam stond mijn vader al bij de voordeur te wachten en vroeg waar ik al die tijd was geweest. ‘Vader’, zei ik, ‘ik heb het middelpunt van het heelal gezien.’ Mijn vader was perplex, waarna ik naar bed ben gegaan. (Terugblik 2014, blz. 73)

Je hebt een heel lange en succesvolle carrière in de sterrenkunde achter de rug. Waar kijk je met de meeste trots en voldoening op terug?
Dat was toen we na tien jaar ijverig zoeken, waarbij we met behulp van satellieten een heleboel spectra opgenomen hadden, erachter kwamen dat een zonnevlam ontstaat door een kortsluiting tussen twee stroombogen op de zon; stroombogen waar zo’n miljard Ampère doorheengaan. (Terugblik 2014, blz. 311)
Dat ontdekten we op 30 april 1980: de verjaardag van koningin Juliana en ook de dag waarop zij de troon overdroeg aan Beatrix.
Ik was toen in Amerika, en een Amerikaan die erbij was zei toen: ‘Dan hadden jullie vandaag twee koninginnen en noemen we dit de Koninginnenvlam (Queens’s flare).’
Naast je wetenschappelijke werk heb je ook tal van bestuurlijke functies in de wetenschap bekleed: IAU, COSPAR, ICSU, SCEPSIS.

Naast je wetenschappelijke werk heb je ook tal van bestuurlijke functies in de wetenschap bekleed: IAU, COSPAR, ICSU, SCEPSIS.
Vanwaar deze belangstelling voor het bestuurlijke werk?
Het presidentschap van COSPAR, een internationale organisatie voor ruimteonderzoek, was de eerste belangrijke functie waarvoor ik werd gevraagd; dat was eind jaren 60.
Ik weet nog dat dat gebeurde toen we op vakantie waren op Texel.
Minnaert had ooit eens gezegd: ‘Als het gemeen je roept moet je sterke argumenten hebben om dat niet te accepteren.’ Ik weet niet zeker of dat zo is, maar ik heb het geaccepteerd.
En daarna kwamen de andere functies.
Eigenlijk was de ICSU (International Council of Scientific Unions) de belangrijkste organisatie die ik heb geleid.
De ICSU had 63 academies onder zich, zoals de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen.
Maar dit was vooral politiek, en niet zo interessant. COSPAR en de Internationale Astronomische Unie waren veel leuker.

Waarom ben je zo vaak gevraagd, denk je? Werd je niet ook gevraagd om president van de KNAW te worden?
Ik neem maar aan dat ze vonden dat ik het wel goed deed.
Wanneer ik werd gevraagd voor zo’n functie vond ik het moeilijk om nee te zeggen.
Ik ben inderdaad gevraagd voor het presidentschap van de KNAW, maar ik was toen net president van de ICSU geweest en nu wilde ik wel weer eens wetenschappelijk werk doen. Toen heb ik dus nee gezegd. Misschien een beetje jammer achteraf.

In je bestuurlijke functies heb je zaken voor elkaar gekregen die niet makkelijk waren en diplomatie vereisten. Welke van deze kwesties heeft je de meeste voldoening gegeven?
Toen ik president was van COSPAR ontstond er al tijdens het eerstvolgende congres onenigheid over de locatie van de volgende bijeenkomst.
Moest dat Israël zijn of Bulgarije? Het was de tijd van de Koude Oorlog, dus kozen de Sovjet-Unie en de Oost-Europese landen voor Bulgarije, terwijl de vergadering zijn keuze op Israël liet vallen.
De Sovjet-Unie en de Oostblokstaten dreigden nu met een boycot, zodat het volgende COSPAR-congres een puur westerse aangelegenheid leek te worden.
Nou, dat was voor mij als president een heleboel praten, diplomatie, heen-en-weer reizen en geduld hebben.
Maar dat het uiteindelijk goed is gekomen, daar ben ik wel trots op. (Terugblik 2014, blz. 260)

Tijdens je lange carrière en leven heb je tal van bijzondere mensen ontmoet, zowel in als buiten de wetenschap.
Welke van deze ontmoetingen heeft de meeste indruk gemaakt?
Tja, ik heb inderdaad veel bijzondere mensen ontmoet.
Ik was onder de indruk van de vertegenwoordigers van de regeringen van China en Taiwan.
Toen ik president was van de ICSU had ik een kolossaal probleem omdat Taiwan door de Chinezen als een opstandige Chinese provincie werd beschouwd.
En ik wilde beide landen in de organisatie. Dat vergde ook weer veel praten en heen en weer pendelen tussen Taiwan en China.
Gelukkig is dat uiteindelijk ook goed gekomen. (Terugblik 2014, blz. 302)

Foto: Jean Pierre  GrootaerdKees & Jean Pierre GrootaerdKees de Jager en  Margriet  Foto Jean Pierre GrootaerdFoto Jean Pierre GrootaerdFoto: Jean Pierre  GrootaerdSterren Schitteren Voor Iedereen signeersessie. Foto Jean Pierre Grootaerd

In 1957 werd je lector in Utrecht, in 1960 hoogleraar. Je bent altijd, en nu nog steeds, wetenschappelijk actief gebleven.
Hoe is de sterrenkunde als vak in de loop der jaren veranderd?
Die is enorm veranderd. Vooral door de invloed van het ruimteonderzoek, waardoor we plotseling veel meer onderzoek konden doen dan voorheen en waardoor we geen last meer hadden van de aardse atmosfeer.
Eerst dachten we nog dat ruimteonderzoek iets was voor Amerika en Rusland, en niet voor kleintjes zoals Nederland.
Maar toen ook Europa interesse toonde wilde ik daar wel bij zijn.
Dit was een kans. Ik heb toen in Utrecht het Laboratorium voor Ruimteonderzoek opgericht (het latere SRON).
Dat is heel succesvol geweest met heel mooie onderzoeken en resultaten, zoals de Koninginnenvlam.

Maar ook de dagelijkse routine van het werk als sterrenkundige is natuurlijk enorm veranderd.
Inderdaad, dat is een enorme verandering geweest. Waarnemingen doen met een telescoop werd grotendeels vervangen door werken achter de computer, modellen maken en berekeningen doen.
De zonneopstelling in Utrecht, waar we altijd zo trots op waren, werd toen tweede rang.

Wetenschapper ben je niet alleen van 9 tot 5. En als daar nog bestuurlijke functies bijkwamen, was je agenda heel
goed gevuld. Hoe ging volgens jou het thuisfront hier mee om?
Nou, ik heb bewondering gehad voor mijn vrouw Doetie, zij heeft me altijd alle ruimte gegeven.
Toen jullie wat groter werden ging ze ook wel met me mee als ik op reis ging.
Dat vond ze vaak leuk. Als er dan een vrij weekend was had ze altijd al een heel programma klaar.
Waar dat kon gingen we ook vaak vogeltjes kijken.

Vanuit mijn perspectief als je zoon kan ik zeggen dat het leek of je inderdaad eigenlijk altijd werkte.
Zo was je vaak tot middernacht aan het werk, herinner ik me. Maar als je met de familie was, ging de knop gemakkelijk om.
Ja, ik werkte vaak tot na middernacht. Toen ik met pensioen was heeft Doetie een keer geklaagd; dat was de enige
keer. ‘Ik had gedacht dat het na je pensioen anders zou worden’, zei ze toen. Dat kwam wel aan. Ik dacht, wat ben je toch een rotvent…

Je hebt ook steeds de popularisering van de wetenschap een warm hart toegedragen.
Wat is volgens jou het belang van wetenschapspopularisering, in het bijzonder van de sterrenkunde?
Ja, dat heb ik altijd belangrijk gevonden. Ik help graag mee de sterrenkunde onder een breed publiek te verbreiden.
Mijn salaris wordt door de gemeenschap betaald en daarom vind ik dat ik daarvoor iets terug moet doen.

Waarover heb je het meest spijt, dat je daar niet aan toegekomen bent?
Ik had graag meer wetenschap gedaan. Maar aan de andere kant had ik die bestuurlijke functies ook niet willen missen.
Er is eigenlijk gewoon te weinig tijd en de dagen zijn te kort. Zo ben ik ook nog altijd nieuwsgierig naar wat er in de toekomst nog zal worden waargenomen en bedacht, zoals bijvoorbeeld hoe het heelal is ontstaan en of er nog meer heelallen zijn.
Ik denk van wel, maar dat kan ik niet bewijzen. Nieuwsgierigheid is een belangrijke eigenschap die je moet hebben als wetenschapper; dat is de basis. Het is geen negen-tot-vijfbaan.
* Kees de Jager, Terugblik. Persoonlijke herinneringen aan opmerkelijke gebeurtenissen, Alkmaar, 2014.
Kees de Jager, Terugblik-2. Persoonlijke herinneringen aan opmerkelijke gebeurtenissen, Alkmaar, 2020.

Artikel uit Zenit april 2021

Omroep Max Kees de Jager
Een leuke aflevering van Omroep Max over Kees de Jager Onze man op Texel De 99-jarige sterrenkundige Kees de Jager is nog lang niet uitgekeken op het heelal. En herinneringen van Texelaars aan de barre winter van 1963.

Ook interessant

Venus verliest koolstof- en zuurstof-ionen

stipmedia

‘Vervuilende’ activiteit van sterrenstelsel NGC 4383 in beeld gebracht

stipmedia

Ruimtesonde Voyager 1 stuurt weer begrijpelijke informatie naar de aarde

stipmedia

De eerste glimp van de Grote Noord-Amerikaanse Eclips

stipmedia

Heeft bruine dwerg W1935 een actieve maan?

stipmedia

Hubble spoort honderden kleine planetoïden op

stipmedia