Image default

Opnieuw afwijking in uitdijing heelal gevonden

Een van de pijlers van het standaardmodel van het heelal is dat het – afgezien van lokale verschillen – in alle richtingen even snel uitdijt.
Die aanname wordt vooral ondersteund door waarnemingen aan de kosmische achtergrondstraling, maar die straling dateert uit de tijd dat het heelal nog heel jong was.
In de afgelopen jaren werden bij metingen aan de uitdijing van het latere heelal – aan objecten op minder grote afstanden – soms afwijkingen gevonden.
Nu ook weer door Duitse en Amerikaanse astronomen bij grote groepen (clusters) van sterrenstelsels.
Clusters zijn de grootste en zwaarste systemen in het heelal die door de zwaartekracht bijeen worden gehouden.
Zo’n tien procent van hun massa bestaat uit gas dat zich tussen de sterrenstelsels bevindt en zo heet is dat het röntgenstraling uitzendt.
Konstantinos Migkas en collega’s hebben nu de ‘röntgentemperatuur’ van dit extreem hete gas in verband gebracht met de helderheid van de clusters en hieruit de uitdijing van het heelal in allerlei richtingen afgeleid.
De astronomen bestudeerden meer dan 800 clusters, waargenomen met de röntgensatellieten XMM-Newton, Chandra en ROSAT. Clusters die op dezelfde afstand liggen en dezelfde röntgentemperatuur hebben zouden ook dezelfde helderheid moeten hebben, maar dat bleek niet overal het geval te zijn.
In een bepaald deel van de hemel waren de clusters systematisch wat zwakker dan in een ander deel, een verschil dat vertaald kon worden naar het verschil in de snelheid
waarmee het heelal in die richtingen uitdijt.
Het grootste verschil in de uitdijing ligt tussen de richting van de sterrenbeelden Octant (65 kilometer per seconde per megaparsec) en Ophiuchus/Hercules (77 km/s per
seconde per Mpc).
Deze verschillen blijken goed overeen te komen met wat eerdere astronomen met behulp van andere kosmische objecten hebben gemeten.
Migkas en collega’s hebben natuurlijk ook onderzocht of deze verschillen door andere factoren dan de uitdijing veroorzaakt kunnen zijn.
Zoals de absorptie van straling door onopgemerkte gas- en stofwolken in of rond clusters, of door lokale verstoringen in de Hubble-expansie als gevolg van
de aantrekkingskracht van superclusters.
Daar werden echter vooralsnog geen aanwijzingen voor gevonden.
(GB/Astronomy & Astrophysics 636, A15) (Image Credit: Konstantinos Nikolaos Migkas, Uni Bonn/Astronomy & Astrophysics)
Uit Zenit september 2020

Ook interessant

Ruimtetelescoop Euclid ziet weer scherp

stipmedia

Binnenkort staat er (tijdelijk) een ‘nieuwe’ ster aan de hemel

stipmedia

IJskorst van Jupitermaan Europa is dikker dan gedacht

stipmedia

Ruwweg één op de tien ‘tweelingsterren’ consumeert planetair materiaal

stipmedia

Bijzonder oude ster ontdekt in Grote Magelhaense Wolk

stipmedia

Ruimtetelescoop Euclid moet ‘ont-ijst’ worden

stipmedia