Astronomen die gebruik maken van de Webb-ruimtetelescoop hebben een sterke aanwijzing gevonden dat er in het restant van supernova 1987A – de enige supernova van de afgelopen vierhonderd jaar die met het blote oog waarneembaar was – een zogeheten neutronenster is achtergebleven (Science). Een supernova is niets anders dan een ster die op spectaculaire wijze ontploft. In het geval van supernova 1987A ging het daarbij om een ster die minstens acht keer zoveel massa had als de zon. Dergelijke explosies zijn de belangrijkste bronnen van chemische elementen zoals koolstof, zuurstof en ijzer die leven mogelijk maken. Na de explosie blijft een klein compact object achter in de vorm van een neutronenster of een zwart gat. Hoewel supernova 1987A al meer dan dertig jaar wordt waargenomen, hebben astronomen het object dat na deze sterexplosie achterbleef niet rechtstreeks kunnen bekijken, omdat het (nog) verscholen zit een uitdijende wolk van gas en stof. Een internationaal onderzoeksteam geleid door de Zweedse astronoom Claes Fransson van de Universiteit van Stockholm en met inbreng van de Nederlandse astronoom Ewine van Dishoeck van de Sterrewacht Leiden, heeft het restant van supernova 1987A nu op infrarode golflengten waargenomen met de Webb-ruimtetelescoop, en daarbij de samenstelling van de puinwolk gemeten. Daarbij hebben de astronomen op de plaats van de explosie emissielijnen van sterk geïoniseerd argon- en zwavelgas kunnen aantonen. De aanwezigheid van deze sterk geïoniseerde gassen kan alleen worden verklaard als er een heldere bron van ultraviolette en röntgenstraling aanwezig is. Een zwart gat kan daar niet de oorzaak van zijn. De Webb-waarnemingen leveren daarmee het overtuigende bewijs dat na supernova 1987A een neutronenster is achtergebleven. Fransson en zijn team hebben twee verschillende scenario’s doorgerekend en daarbij vastgesteld dat argon- en zwavelatomen alleen kunnen zijn geïoniseerd door de ultraviolette en röntgenstraling van een neutronenster of eventueel door de ‘wind’ van energierijke deeltjes die door een snel rondtollende neutronenster wordt uitgestoten. In het het eerste geval zou het oppervlak van de ontstane neutronenster een temperatuur van ongeveer een miljoen graden moeten hebben, wat overigens al aanzienlijk minder heet is dan zijn ontstaanstemperatuur van 100 miljard graden, dertig jaar geleden. Om vast te stellen welk van beide scenario’s het juiste is, zullen vervolgwaarnemingen moeten worden gedaan met de ruimtetelescopen Webb en Hubble en telescopen op aarde. (EE) (Image Credit: Hubble Space Telescope WFPC-3/James Webb Space Telescope NIRSpec/J. Larsson)