Image default

Welk deel van een planetoïde kan de grond bereiken?

Wanneer een kleine planetoïde de dampkring van de aarde binnenkomt, wordt zijn oppervlak dermate heet, dat het smelt en versplintert.
Daarom was het enigszins raadselachtig waarom flinke brokstukken van het oppervlak van zo’n planetoïde toch de grond weten te bereiken.
Een onderzoeksteam onder leiding van de Nederlands-Amerikaanse wetenschapper Peter Jenniskens heeft daar een verklaring voor gevonden.
In 2008 werd een slechts zes meter grote planetoïde in de nabijheid van de aarde ontdekt (2008 TC3), die krap een dag later in de aardatmosfeer terechtkwam en een heldere meteoor veroorzaakte.
Het brok gesteente viel boven de Nubische Woestijn van Soedan uit elkaar, wat resulteerde in een ‘regen’ van meteorieten die verspreid over een gebied van zeven bij dertig kilometer neerploften.
Geholpen door Muawia Shaddad van de Universiteit van Khartoum en diens studenten trok Jenniskens erop uit om deze meteorieten op te sporen.
Alles bij elkaar werden meer dan zeshonderd ruimtestenen gevonden, sommige zo groot als een vuist, maar de meeste niet groter dan een duimnagel.
Van elk exemplaar werd de vindplaats genoteerd. Tot verrassing van de onderzoekers lagen de grotere meteorieten meer verspreid dan de kleinere.
Op zoek naar een verklaring werd in samenwerking van het NASA Ames Research Center een computersimulatie gemaakt van de intrede van 2008 TC3, die liet zien hoe de smelting en verbrokkeling van de planetoïde moet zijn verlopen. Uit de simulatie blijkt dat de eerste fragmenten loskwamen van de zijkanten van de planetoïde.
De val van de kleinste meteorieten werd al snel afgeremd door de wrijving met de atmosfeer, waardoor ze dicht bij de centrale lijn van het strooigebied neerkwamen.
De wat grotere exemplaren lieten zich minder snel afremmen en belandden verderop.
Pas nadat de voorkant van de planetoïde volledig was gesmolten, verbrokkelden ook diens achterkant en onderkant.
Daarbij werden relatief grote brokstukken van het oppervlak van de planetoïde weggeslingerd, die daardoor hogere relatieve snelheden kregen en verder van de centrale lijn terechtkwamen.
De grootste brokstukken die gevonden zijn, zijn dus waarschijnlijk afkomstig van het achterste en onderste deel van de oorspronkelijke planetoïde. (EE)
(Image Credit: P. Jenniskens, SETI Institute/NASA Ames Research Center)

Ook interessant

Sterrenstelsel NGC 1052 is een geschikt doelwit voor de Event Horizon Telescope

stipmedia

Planeet-vormende schijven leefden langer in het vroege heelal

stipmedia

Heeft exoplaneet Trappist-1 b toch een atmosfeer?

stipmedia

Zonachtige sterren produceren vaker ‘supervlammen’ dan gedacht

stipmedia

Korte flirt van 2024 PT5 met de aarde

stipmedia

RR Lyrae-sterren bevestigen nieuwe Melkwegsatelliet

stipmedia