Nieuw onderzoek verklaart waarom de ‘helleplaneet’ 55 Cancri e (ook wel ‘Janssen’ genoemd) zo enorm heet is geworden en hoe dat ook met andere exoplaneten kan gebeuren (Nature Astronomy).
Janssen is bijna twee keer zo groot als de aarde – een zogeheten superaarde dus – en draait op een afstand van slechts twee miljoen kilometer om zijn ster.
Door de nabijheid van de ster moet zijn oppervlak dermate heet zijn dat zijn korst is veranderd in een reusachtige oceaan van lava.
Van de aarde uit gezien schuift Janssen eens in de achttien uur voor zijn ster langs.
Daarbij neemt niet alleen de helderheid van de ster een beetje af, maar vertoont diens licht ook subtiele kleurveranderingen – een gevolg van het zogeheten Rossiter–McLaughlin-effect.
Eerdere pogingen om dit effect te meten hadden niets opgeleverd, maar met de nieuwe, uiterst gevoelige EXPRES-spectrograaf van de Lowell Discovery Telescope in Arizona is het nu wel gelukt.
Uit de nieuwe metingen, verricht onder leiding van Lily Zhao van het Center for Computational Astrophysics in New York, blijkt dat de omloopbaan van Janssen precies langs de evenaar van zijn moederster ligt.
Daarin onderscheidt hij zich van de overige vier planeten rond deze ster, waarvan de omloopbanen zodanig gekanteld zijn dat ze vanaf de aarde gezien nooit voor hun ster langs bewegen.
Volgens de onderzoekers is het aannemelijk dat ook Janssen oorspronkelijk in een gekantelde, wijdere baan om zijn ster heeft gedraaid.
Door interacties met de overige planeten zou hij vervolgens geleidelijk dichter naar het centrum van het stelsel zijn gemigreerd.
De daar aanwezige ster draait zo snel om zijn as, dat hij rond zijn evenaar een beetje uitpuilt.
Deze asymetrie heeft er uiteindelijk voor gezorgd dat Janssen naar het evenaarsvlak van de ster werd gemanoeuvreerd. (EE)
(Image Credit: ESA/Hubble, M. Kornmesser)