Astronomen vragen zich al een tijdje af waarom er in de naaste omgevingen van sterren zo weinig planeten van het kaliber Neptunus worden aangetroffen.
Nieuw onderzoek biedt mogelijk uitkomst: er is nu een Neptunus-achtige exoplaneet ontdekt die in hoog tempo zijn atmosfeer verliest.
Deze waarneming versterkt het vermoeden dat de ‘Neptunussen’ die zich dicht bij hun moederster bevonden het grootste deel van hun atmosfeer zijn kwijtgeraakt en in ‘superaardes’, een veel talrijker soort planeten, zijn veranderd (Astronomy & Astrophysics, 13 december).
Enkele jaren geleden bleek uit onderzoek met de Hubble-ruimtetelescoop dat de atmosfeer van de relatief warme Neptunus-achtige planeet GJ 436b waterstof uitwasemt.
Het verlies aan gas was niet genoeg om die atmosfeer helemaal te doen verdwijnen, maar het onderzoek suggereerde wel dat de atmosferen van nog warmere Neptunussen veel sneller zouden ‘leeglopen’.
Dat laatste is nu bevestigd met waarnemingen van een andere warme Neptunus: GJ 3470b. Deze exoplaneet blijkt zijn waterstof honderd keer zo snel te verliezen als GJ 436b.
Beide planeten zijn even ver van hun ster verwijderd, maar de moederster van GJ 3470b is jonger en energetischer.
Geschat wordt dat de planeet hierdoor al meer dan een derde van zijn massa is kwijtgeraakt.
Of het vraagstuk van de ontbrekende ‘warme Neptunussen’ hiermee is opgelost, moet nog blijken.
Daarvoor zullen meer voorbeelden gevonden moeten worden.
Gemakkelijk is dat niet, omdat de signatuur van ontsnappende waterstof alleen waarneembaar is bij planeten die minder dan 150 lichtjaar van de aarde verwijderd zijn.
Voorbij deze afstand wordt het ‘stoorsignaal’ van het alomaanwezige interstellaire waterstofgas te groot.
Astronomen hopen dit probleem te omzeilen door naar sporen van andere ontsnappende gassen te zoeken, zoals helium.
Recent is het een ander internationaal onderzoeksteam al gelukt om ontsnappende helium aan te tonen bij de Neptunus-achtige exoplaneet HAT-P-11b. (EE)