In juni 1986 vloog de Vogager 2-sonde langs Uranus. De toen verrichtte metingen vormden sindsdien de grondslag voor onze kennis van de magnetosfeer van de planeet. Die magnetosfeer leek heel sterk te verschillen van die van de andere reuzenplaneten. Amerikaanse onderzoekers hebben nu ontdekt dat deze passage toevallig plaatsvond kort na een zeldzaam heftige uitbarsting op de zon, waardoor de Voyagermetingen niet representatief zijn voor de normale situatie. De magnetosfeer rond een planeet wordt gedomineerd door zijn magnetische veld. De metingen van Voyager 2 openbaarden bij Uranus een unieke, ongewoon scheefstaande en asymmetrische magnetosfeer. Daarin bevond zich veel minder plasma (elektrisch geladen deeltjes) dan verwacht en vertoonden zich juist ongewoon intense gordels van hoogenergetische elektronen. Deze anomalieën waren (en zijn) zonder gecompliceerde fysische processen moeilijk te verklaren. Jamie Jasinski en collega’s hebben nu de metingen van de Voyager 2 vóór de passage opnieuw bestudeerd en ontdekten dat de sonde Uranus toevallig kort na een forse versterking van de zonnewind was gepasseerd. Die versterking was het gevolg van een stroom van geladen deeltjes die uit de atmosfeer van de zon waren ontsnapt. Deze deeltjes drukten de magnetosfeer van Uranus als het waren samen, maar gedurende een korte periode die slechts zo’n vier procent van de tijd voorkomt. Deze periode zou tot dan een sterk vervormde magnetosfeer met veel minder plasma en veel intensere stralingsgordels hebben geleid. De onderzoekers berekenden dat als Voyager 2 een week eerder langs Uranus was gevlogen, de druk van de zonnewind ongeveer 20maal zo gering zou zijn geweest. De magnetosfeer zou dan een heel andere configuratie hebben gehad, vergelijkbaar met die van de drie andere reuzenplaneten. Dit betekent dus dat onze kennis van de magnetosfeer van Uranus waarschijnlijk nog steeds heel beperkt is en dat astronomen erg voorzichtig moeten zijn met het trekken van conclusies uit deze ene flyby van de Voyager 2. Een toekomstige ruimtemissie zou meer helderheid kunnen bieden. GB/Nature Astronomy 9, blz. 66) (Image credit: NASA/JPL-Caltech; bewerking: Mat Drummen)