Een aanzienlijk aantal zware sterren heeft een nabije begeleider.
Een internationaal onderzoek, onder leiding van wetenschappers van de universiteit van Kyoto, laat zien dat wanneer deze sterren op het punt staan om als supernova te exploderen, ze een deel van hun buitenlagen overdragen aan de begeleidende ster.
En dat heeft gevolgen voor het soort supernova dat uiteindelijk te zien is.
In dubbelstersystemen kunnen sterren elkaar wederzijds beïnvloeden.
Wanneer een zware ster het einde van zijn bestaan nadert, zwelt hij op tot een zogeheten rode superreus.
De begeleidende ster kan dit proces verstoren door de opzwellende buitenlagen van de superreus geheel of gedeeltelijk weg te kapen.
In veel gevallen verliest de superreus daarbij voornamelijk grote hoeveelheden waterstofgas.
Er ontstaat dan een supernova van type Ib of type IIb.
Nog zwaardere sterren verliezen echter niet alleen waterstof, maar produceren daarnaast ook een hevige sterrenwind, een intense stroom van energierijke deeltjes ,en raken ook hun dieper gelegen heliumlagen kwijt.
De begeleidende ster heeft daar geen grote invloed op, maar het resultaat is wel dat er uiteindelijk een ander soort supernova optreedt: eentje van type Ic.
De conclusie van het onderzoek is dus dat de eindstadia van zware sterren door een combinatie van effecten kunnen worden bepaald.
Tijdens zijn (korte) bestaan kan een zware ster zowel massa verliezen aan een begeleidende ster alsook in de vorm van zijn eigen sterrenwind. (EE)