Wat is de oorzaak van de snelle radioflitsen – korte, maar intense uitbarstingen van radiostraling die de afgelopen jaren zijn waargenomen? Astronomen zijn mogelijk een stap dichter bij het antwoord op deze vraag gekomen. Met behulp van twee röntgentelescopen in de ruimte hebben ze ingezoomd op het grillige gedrag van een magnetar – het snel rondtollende, compacte restant van een uitgedoofde ster – kort vóór en ná dat deze zo’n radioflits produceerde (Nature). Hoewel ze slechts een fractie van een seconde duren, komt bij snelle radioflitsen ongeveer net zoveel energie vrij als onze zon in een jaar produceert. Maar omdat ze zo kort duren, laat zich doorgaans maar moeilijk vaststellen waar de radioflitsen precies vandaan komen. Tot 2020 bevonden de enige radioflitsen waarvan de bron kon worden herleid zich buiten ons Melkwegstelsel – te ver weg om te kunnen vaststellen door welk soort object ze waren uitgestoten. Maar toen er uiteindelijk dan toch eentje binnen het Melkwegstelsel werd waargenomen, bleek die afkomstig van een magnetar. In oktober 2021 produceerde dezelfde magnetar, met de aanduiding SGR 1935+2154, opnieuw een snelle radioflits. En deze werd gedetailleerd bekeken door NASA-satelliet NuSTAR en het NICER-instrument aan boord van het internationale ruimtestation ISS. De beide röntgentelescopen namen de magnetar uren achtereen waar, en vingen zo een glimp op van wat zich op het oppervlak van dit object afspeelde. De waarnemingen laten zien dat de radioflits plaatsvond tussen twee ‘schokken’ waarbij de magnetar plotseling sneller begon te draaien. SGR 1935+2154 is naar schatting ongeveer achttien kilometer groot en tolt ongeveer 3,2 keer per seconde om zijn as. Het versnellen of afremmen van deze draaiing kost enorm veel energie. De onderzoekers waren dan ook verrast om te zien dat de magnetar tussen beide schokken binnen enkele uren afremde tot minder dan zijn oorspronkelijke draaisnelheid. Normaal gesproken duurt dit proces weken tot maanden. Er gebeuren dus duidelijk dingen met deze objecten op veel kortere tijdschalen dan tot nu toe werd aangenomen. En het vermoeden bestaat dat er een verband is met de manier waarop snelle radioflitsen worden opgewekt. Op basis van deze ene waarneming kan echter nog niet precies worden vastgesteld welke factoren daarbij een rol spelen. Een van de mogelijkheden is dat bij de eerste schok een barst in het oppervlak van de magnetar is ontstaan, waardoor materiaal uit het inwendige van het object kon ontsnappen. Door massaverlies gaan rondtollende objecten langzamer draaien, en dat zou de sterke afremming van SGR 1935+2154 kunnen verklaren. Maar het laatste woord is hier nog niet over gezegd. (EE)
(Image Credit: NASA/JPL-Caltech)