Van de gestage stroom ontdekte exoplaneten zijn die welke op de aarde lijken het meest intrigerend.
Astronomen hopen dat zij in de toekomst ook variaties in het door hen gereflecteerde sterlicht kunnen meten.
Die zouden dan iets over de rotatietijd, het oppervlak en de atmosfeer kunnen verraden.
Japanse astronomen laten echter via onze buurplaneet Venus zien dat zulke helderheidsvariaties ook valkuilen kunnen zijn.
Yeon Joo Lee en collega’s analyseerden Venusopnamen van Akatsuki, de Japanse sonde die sinds december 2015 rond de gesluierde planeet draait.
De astronomen maten de totale helderheid van de schijf van Venus op opnamen die in de loop van vier jaar in het infrarood en ultraviolet waren gemaakt.
Zo ontdekten zij dat de hoeveelheid zonlicht die Venus reflecteert periodiek in respectievelijk 3,7 en 4,6 dagen varieert.
De Pioneer Venus Orbiter had veertig jaar geleden al een periode van ongeveer vier dagen gemeten, maar het zijn er dus twee.
Deze perioden zijn 60 tot 80 maal zo kort als de rotatietijd van Venus, 243 dagen, en hebben dus niets met oppervlaktedetails te maken.
Het zijn waarschijnlijk tekenen van de supersnelle rotatie van de hogere lagen van de atmosfeer, die in vier dagen om de planeet lopen, en van de golven die als gevolg daarvan ontstaan.
De astronomen kunnen dat veilig concluderen omdat bekend is dat Venus een zeer dichte atmosfeer heeft die zijn oppervlak aan het oog onttrekt.
In het geval van een nieuwe exoplaneet is dat ingewikkelder.
Bij een planeet zonder atmosfeer kunnen periodieke helderheidsvariaties aan alleen het (roterende) oppervlak worden toegeschreven.
Bij een dunne atmosfeer, zoals die van de aarde, kunnen zowel het oppervlak als atmosferische verschijnselen zoals grootschalige wolkenvorming zulke variaties veroorzaken.
En bij een dichte atmosfeer, zoals die van Venus, zijn dus alleen verschijnselen in de atmosfeer van invloed op de helderheid.
Maar als op voorhand niet bekend is of een exoplaneet een atmosfeer heeft en zo ja, hoe dicht die is, kunnen zijn helderheidsvariaties zowel door het oppervlak als de atmosfeer worden veroorzaakt, of
door een combinatie van die twee.
Het onderzoek van Lee en collega’s waarschuwt hier maar vast voor. (GB/Nature Communications 11, 5720)
(Image Credit: Japan Aerospace Exploration Agency)