Image default

Variërende radiostraling verraadt begeleider van supernova

In april 1979 ontdekte de Amerikaanse amateursterrenkundige Gus Johnson een supernova in M100, een sterrenstelsel op ongeveer 100 miljoen lichtjaar in het sterrenbeeld Haar van Berenice.
De uitdoving van de ontplofte ster werd jarenlang gevolgd, waarbij bleek dat de radiostraling van SN 1979c met een periode van zo’n vier jaar varieerde.
Volgens de Leidse sterrenkundige Simon Portegies Zwart en zijn Canadese collega Almog Yalinewich zijn deze variaties het gevolg van een begeleider. Van sommige supernova’s is bekend dat ze vóór hun explosie veel materie in de vorm van een sterrenwind de ruimte in blazen.
De baanbeweging van een begeleider moduleert met zijn zwaartekracht deze wind, waarbij de dichtheid in voorwaartse richting (ten opzichte van de hoofdster) toe- en in achterwaartse richting afneemt.
Als de hoofdster daarna explodeert, botsen de met grote snelheid weggeslingerde gassen tegen de oudere, langzamer bewegende sterrenwind, die daardoor ‘bobbelig’ wordt en variërende radiostraling gaat uitzenden.
Portegies Zwart en Yalinewich hebben verschillende scenario’s van dit proces met de computer gesimuleerd en doorgerekend, en de resultaten vergeleken met de gemeten variaties van de radiostraling.
Daaruit blijkt dat SN 1979c een dubbelster moet zijn geweest waarvan de hoofd ster een massa van ongeveer 18 maal die van de zon had en de begeleider 5 tot 12 maal zonsmassa.
Deze laatste zou dan in zo’n 2000 jaar in een baan om de hoofdster hebben gedraaid.
Na de explosie zou de begeleider zijn weggeschoten of in een heel elliptische baan terecht zijn gekomen.
De onderzoekers wijzen erop dat de varierende radiostraling vrijwel de enige aanwijzing is om iets over de voorloper van een supernova te weten te komen.
Deze radiostraling is het beste waarneembaar tussen het moment waarop de explosiegolf van supernova doorzichtig wordt voor straling en het moment waarop de dichtheid van de sterrenwind vergelijkbaar wordt met die van het omringende medium.
Dus tussen ongeveer drie en elf jaar na de explosie van de ster. (GB/Astrophysical Journal Letters, te publiceren)

Ook interessant

Drie zeer oude sterren ontdekt in de halo van ons Melkwegstelsel

stipmedia

Reuzenplaneet ontdekt met de dichtheid van suikerspin

stipmedia

Kees de Jagerprijs voor sterrenkundige en educator Alex de Koter

stipmedia

Galactisch centrum blaast ‘stoom’ af

stipmedia

Rotsachtige exoplaneet 55 Cancri e heeft mogelijk een atmosfeer

stipmedia

Zon produceert enkele sterke uitbarstingen: kans op poollicht?

stipmedia