De meest mysterieuze sterren zijn misschien wel de Thorne-Zytkow-sterren.
Dat zijn rode superreuzen met in hun centrum een neutronenster.
Je leest er zelden over, simpelweg omdat niemand weet of ze wel echt bestaan! Toch wordt er driftig naar gezocht.
Lichte sterren zoals de zon zwellen aan het einde van hun leven op tot heldere rode reuzen die in vaktaal asymptotische reuzensterren of Asymptotic Giant Branch (AGB) sterren worden genoemd.
In het centrum van AGBsterren zit een zeer compacte kern van helium- of koolstofgas.
Die kern is in feite een witte dwerg, met een straal van ongeveer 10.000 km, een massa van 0,6 keer die van de zon (Mz) en een dichtheid van circa 300 miljoen kg/ m3.
Zouden er ook sterren zijn die in hun centrum een neutronenster herbergen?
Die vraag werd al in de jaren dertig van de vorige eeuw gesteld door onder andere de beroemde Russische fysici George Gamov en Lev Landau.
We weten dat normale zware sterren aan het eind van hun leven geen neutronenster in hun centrum kunnen hebben.
Als aan het eind van het leven van een ster zwaarder dan ongeveer 10 Mz de kern instort tot een neutronenster, komt daarbij zoveel energie vrij dat de buitenlagen van de ster in een supernova-explosie de ruimte in geknald worden.
Dan blijft een zwart gat of een ‘kale’ neutronenster over.
Neutronensterren hebben een massa van ongeveer 1,2 Mz, een straal van slechts 20 km en een dichtheid van 100.000 biljoen (1017) kg/m3.
Maar wat gebeurt er als een neutronenster door een andere ster wordt ingevangen? Kan dat? Hoe ziet zo’n ster er daarna uit? Die laatste vraag stelde de Poolse astronoom Bogdan Paczynski in 1973 aan zijn collega Anna Zytkow en de Amerikaanse astronoom Kip Thorne.
Lees het hele artikel in Zenit november
Door: Henny Lamers (Anton Pannekoek Instituut, Universiteit van Amsterdam)