Nieuw onderzoek door wetenschappers die gebruik maken van de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) wijst erop dat sterrenstelsels die op enig moment veel gas zijn kwijtgeraakt niet perse ten dode opgeschreven hoeven te zijn.
Het uitgestoten gas kan ook weer ‘terugvallen’ en alsnog voor de vorming van nieuwe sterren zorgen.
De meeste sterrenstelsels maken deel uit van clusters.
De ruimte tussen deze stelsels is gevuld met heet gas, dat het intracluster-medium wordt genoemd.
Terwijl de sterrenstelsels zich met hoge snelheden binnen hun cluster verplaatsen, ondervinden ze een ‘tegenwind’ van dat gas, die ervoor zorgt dat de stelsels gas kwijtraken.
In de loop van de tijd kan hierdoor de gasvoorraad in de stelsels uitgeput raken, waardoor ze geen nieuwe sterren meer kunnen vormen.
Computersimulaties hebben echter laten zien dat niet al het gas dat door deze ‘ramdruk’ uit de stelsels ontsnapt definitief verloren hoeft te zijn.
De gaswolken zouden namelijk lang niet altijd genoeg snelheid krijgen om echt te ontsnappen.
ALMA-waarnemingen van een groot spiraalstelsel in de Comacluster, op ongeveer 320 miljoen lichtjaar van de aarde, hebben deze voorspelling nu bevestigd.
Het stelsel, NGC 4921, vertoont lokaal weliswaar duidelijke gevolgen van ramdruk, maar elders hebben zich juist weer nieuwe gasvoorraden gevormd.
Het vermoeden bestaat dat magnetische velden ervoor hebben gezorgd dat het gas niet definitief uit het stelsel heeft kunnen ontsnappen.
Hoeveel gas er naar NGC 4921 is teruggevallen en hoeveel nieuwe sterren als gevolg daarvan kunnen ontstaan, is echter nog onduidelijk. (EE)
(Image Credit: ALMA (ESO/NAOJ/NRAO)/S. Dagnello (NRAO), NASA/ESA/Hubble/K. Cook (LLNL), L. Shatz)