Sterren die op de zon lijken produceren gemiddeld eenmaal per eeuw een gigantische uitbarsting die tot de categorie van de supervlammen behoort. Dat hebben astronomen onder leiding van het Max Planck Institute for Solar System Research (MPS) afgeleid uit onderzoek aan ruim 56.000 sterren die werden waargenomen met de ruimtetelescoop Kepler. De energie van zo’n supervlam is ongeveer honderd maal zo groot als die van de krachtigste uitbarstingen op onze buurster. Cruciaal in het nieuwe onderzoek was het nauwkeurig selecteren van sterren die op de zon lijken. Die criteria waren in dit geval de temperatuur van het oppervlak, de diameter en de absolute helderheid. Daarnaast moesten ook nog talrijke storingsbronnen uit de waarnemingen worden verwijderd, zoals pixels die door kosmische stralingsdeeltjes oplichten en kometen en planetoïden die zich in het beeldveld vertonen. Uiteindelijk identificeerden Valeriy Vasilyev en collega’s 2889 supervlammen op 2527 van de ruim 56.000 waargenomen sterren. Dat geeft een gemiddelde frequentie van één per eeuw per ster. Als de zon zich net zo gedraagt als deze sterren, zou zij met dezelfde frequentie een supervlam moeten produceren. Dat blijkt in de afgelopen eeuwen echter niet te zijn gebeurd. De energie van de twee krachtigste zonnevlammen, de Carringtonvlam van 1 september 1859 en de Halloweenvlam van 28 oktober 2003, was daarvoor veel te gering. Bij eerdere studies naar het optreden van supervlammen op zonachtige sterren werd een veel lagere frequentie gevonden, van eenmaal in de 1000 tot 10.000 jaar. Die studies waren echter gebaseerd op minder sterren en dus minder nauwkeurig. Bovendien heeft indirect onderzoek – aan radioactieve isotopen in boomringen en poolijs – wel tekenen van vijf tot acht extreem krachtige uitbarstingen in de afgelopen 12.000 aan het licht gebracht. Dat levert een gemiddelde frequentie op van eenmaal per 1500 jaar. Het is niet onwaarschijnlijk dat er in het verleden nog meer extreem krachtige uitbarstingen op de zon hebben plaatsgevonden. Ter bescherming van onze satellieten en elektronische systemen is het dus veiliger om van het MPS-resultaat uit te gaan. (GB/ Science 386, blz. 1301) (Image credit: MPS/Alexey Chiznik)