‘Super-Jupiters’ lijken niet per se op Jupiter

stipmedia

Met behulp van opnamen van de Webb-ruimtetelescoop heeft een internationaal onderzoeksteam, onder wie Stanimir Metchev (Western University, Canada), een verklaring gevonden voor het feit dat sommige bruine dwergen reusachtige stofstormen vormen, wat in tegenspraak is met eerdere aannames. Deze stormen lijken misschien op de iconische Grote Rode Vlek van Jupiter, maar uit het nieuwe onderzoek blijkt dat ze in werkelijkheid op een heel andere manier ontstaan (Science Advances). Bruine dwergen – ook wel ‘super-Jupiters’ genoemd – zijn hemellichamen met meer massa dan een reuzenplaneet en minder dan een kleine ster. Omdat ze geen waterstoffusie in hun kern in stand kunnen houden, koelen ze na hun vorming af en beginnen ze na verloop van miljarden jaren sterk op reuzenplaneten te lijken. Daardoor zijn bruine dwergen geschikt vergelijkingsmateriaal voor het onderzoek van de atmosferen van grote exoplaneten (planeten die om andere sterren dan onze zon draaien). ‘Astronomen zijn er over het algemeen van uitgegaan dat bruine dwergen zich gedragen zoals Jupiter, met sterke oost-west gerichte banden en stabiele wervelstormen’, zegt Metchev. ‘Ons onderzoek vecht dat idee aan en suggereert dat sommige van deze werelden toch niet het patroon van Jupiter volgen. Door de veranderende lichtpatronen van een super-Jupiter te modelleren, laten we zien dat de atmosfeer ervan op een fundamenteel andere manier kan circuleren.’ De afgelopen jaren hebben Metchev en zijn team aangetoond dat in de atmosferen van veel bruine dwergen niet alleen veel stormsystemen voorkomen, maar ook wolken van stof of ‘zand’. Een goed voorbeeld daarvan is de warme bruine dwerg VHS 1256B. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat dit objeect een grote ‘amplitudevariabiliteit’ vertoont, wat betekent dat zijn helderheid in de loop van de tijd sterk op en neer gaat. Zulke variaties duiden meestal op spectaculaire atmosferische kenmerken, zoals de recent ontdekte grote stofstormen. Op basis van deze bevindingen hebben Metchev en zijn collega’s de atmosfeer van VHS 1256B gesimuleerd om deze aan te passen aan de grote variabiliteit, en dit nieuwe model vergeleken met waarnemingen van Webb. Het gesimuleerde model laat zien dat de variabiliteit van VHS 1256B op een heel andere manier ontstaat dan die van Jupiter, namelijk door grootschalige equatoriale golven. Deze golven, die het gevolg zijn van temperatuurongelijkheden die ontstaan doordat wolken nabij de evenaar de atmosfeer opwarmen, veroorzaken grote stofstormen die zich van oost naar west verplaatsen. Dit verschijnsel, dat bekendstaat als ‘cloud-radiative feedback’, verklaart zowel de sterke helderheidsveranderingen die op VHS 1256B worden waargenomen als de langzame, langdurige verschuivingen in de helderheidskromme die worden veroorzaakt door stofstormen die in de loop van de tijd opschuiven en veranderen. Het onderzoek toont ook aan dat super-Jupiters zoals VHS 1256B zich heel anders gedragen dan Jupiter, voornamelijk omdat hun atmosfeer veel heter is en veel sterker op straling reageert. Deze snelle reactie veroorzaakt grootschalige equatoriale golven en voorkomt de vorming van meervoudige Jupiter-achtige zonale banden. (EE) (Image credit: NASA/JPL-Caltech)

Essentieel aminozuur ontdekt in materiaal van planetoïde Bennu

stipmedia

In monsters die door NASA-missie OSIRIS-REx op de kleine planetoïde Bennu zijn verzameld is mogelijk de cruciale voedingsstof tryptofaan aangetroffen. Tryptofaan is een van de negen essentiële aminozuren die het menselijk lichaam niet zelf kan aanmaken. Als de aanwezigheid ervan in Bennu kan worden bevestigd, zou dit de eerste keer zijn dat het in een buitenaards monster is aangetoond (PNAS). ‘Onze bevindingen’, schrijft een team onder leiding van geochemicus Angel Mojarro van het Goddard Space Flight Center van NASA,’ versterken het bewijs dat prebiotische organische moleculen kunnen ontstaan in primitieve planetaire lichamen en via inslagen op de jonge aarde en andere lichamen in het zonnestelsel terecht kunnen zijn gekomen, waardoor ze mogelijk hebben bijgedragen aan het ontstaan van leven.’ Mojarro en zijn collega’s hebben een nieuwe analyse uitgevoerd van materiaal van Bennu – een ruimterots die even oud is als het zonnestelsel – waarbij ze zich hebben gericht op aminozuren (de bouwstenen van eiwitten) en nucleobasen (de basiseenheden waaruit RNA en DNA bestaan). Op die manier proberen wetenschappers meer inzicht te krijgen in de chemische reacties die miljarden jaren geleden mogelijk tot de vorming van aminozuren hebben geleid. Het team onderzocht gemalen fragmenten van Bennu en heeft deze getest op de aanwezigheid van de twintig aminozuren die het menselijk lichaam nodig heeft (waarvan er negen niet door het lichaam kunnen worden aangemaakt en uit voedsel moeten worden gehaald), evenals de vijf nucleobasen die onze genetische instructies coderen (adenine, guanine, cytosine, thymine en uracil). De analyse bevestigde de aanwezigheid van de veertien aminozuren die in een eerder onderzoek waren gedetecteerd, evenals de nucleobasen. Ook ontdekten de onderzoekers verschillende niet-biologische aminozuren en nucleobasen, wat de buitenaardse oorsprong van de moleculen in de monsters bevestigde. Tot hun verbazing ontdekten de onderzoekers daarnaast ook sporen van tryptofaan – zwak, maar aanwezig in meerdere delen van een Bennu-monster. Onze hersenen gebruiken tryptofaan om serotonine aan te maken, de neurotransmitter die onder meer onze gemoedstoestand reguleert. Onze hersenen gebruiken tryptofaan om melatonine aan te maken en ons lichaam kan het gebruiken voor de aanmaak van vitamine B3. Het kan alleen uit voedingsmiddelen zoals gevogelte, vis, zuivel, noten en eieren worden gehaald. Tryptofaan is relatief kwetsbaar, waardoor het onwaarschijnlijk is dat het zou overleven in een meteoriet die de atmosfeer van de aarde binnenkomt. Dit zou kunnen verklaren waarom het tot op heden in geen enkel meteorietmonster is aangetroffen. Maar een bodemmonster van een planetoïde dat in een zorgvuldig beschermde capsule naar de aarde is gebracht heeft veel minder te lijden. De detectie van tryptofaan suggereert daarom dat er mogelijk prebiotische ingrediënten op planetoïden aanwezig zijn die in een buitenaardse context onopgemerkt blijven, simpelweg omdat ze veelal te kwetsbaar zijn om een onbeschermde overtocht naar de aarde te doorstaan. (EE)
(Image credit: NASA/Goddard/University of Arizona)

Meteorenstorm van de maan in december 2032?

stipmedia

Er is slechts een kleine kans dat het gebeurt, maar als het gebeurt krijgen we een meteorenregen te zien zoals nog nooit eerder is waargenomen. Dat zou gebeuren als planetoïde 2024 YR4 tegen de maan zou botsen. Dit circa 60 meter grote rotsblok draait momenteel in een baan tussen Jupiter en Venus rond de zon en komt op 22 december 2032 dicht langs de aarde. Een botsing met onze planeet is uitgesloten, maar met de maan zou kunnen. Astronomen van de universiteit van Western Ontario, in Canada, hebben de gevolgen daarvan berekend. De inslag vindt dan plaats met een snelheid van 13 kilometer per seconde op het zuidelijk halfrond van de maan. Er ontstaat een krater van ongeveer één kilometer groot. Daarbij wordt tot honderdduizend ton maanmateriaal weggeslingerd, waarvan het gros uit deeltjes van 0,1 tot 10 millimeter bestaat. Zo’n tien procent hiervan bereikt binnen enkele dagen de aarde, om daar een meteorenstorm te veroorzaken. Gedurende enkele dagen vertonen zich dan evenveel meteoren als normaal in enkele jaren. De deeltjes arriveren echter met snelheden die veel geringer zijn dan die van ‘gewone’ meteoroïden. Hun meteoren bewegen dus veel langzamer langs de hemel en zijn ook zwakker. Sommige maandeeltjes gloeien helemaal niet op en blijven min of meer intact, wat de mogelijkheid biedt om ze op te vangen voor verder onderzoek. Gemiddeld botst er eens in de vijfduizend jaar een planetoïde van dit formaat tegen de maan en dus zouden velen dat graag willen zien. Maar niet iedereen is enthousiast, want het gros van het maanmateriaal kan nog jarenlang in de buurt van de aarde blijven rondzwerven, wat extra gevaar oplevert voor het toenemende aantal satellieten dat daar rondcirkelt. Voorlopig blijft de kans op een botsing met de maan nog maar vier procent. Die kan pas worden bijgesteld als de planetoïde in 2028 weer in onze buurt komt en de baan nog nauwkeuriger kan worden bepaald. Tot die tijd blijven zowel de hoop als de bezorgdheid bestaan. (GB/ Astrophysical Journal Letters. Te publiceren. (Image credit: Paul Wiegert e.a./NASA)

Zwerfplaneet Cha 1107-7626 groeide als kool

stipmedia

Europese astronomen, onder leiding van de Italiaan Victor Almendros-Abad, hebben een planeet gevonden die in een enorm tempo groeit. De planeet slokt materiaal op uit een omringende schijf van gas en stof, maar draait niet – zoals de planeten in ons zonnestelsel – om een ster. Hij zwerft rond tussen de sterren. Dat doen wel meer planeten, bijvoorbeeld doordat ze uit een zonnestelsel zijn weggeslingerd. Deze zwerfplaneet is echter de snelst groeiende van alle bekende gebonden en vrije protoplaneten. De planeet, Cha 1107-7626, staat op een afstand van 620 lichtjaar in het sterrenbeeld Kameleon. Hij is heel jong, maar al vijf tot tienmaal zo zwaar als Jupiter. Uit waarnemingen met de Very Large Telescope van de ESO en de James Webb Space Telescope blijkt dat de snelheid waarmee deze planeet groeit verre van constant is. In
de periode juni-augustus 2025 groeide hij zes tot acht maal zo snel als in de periode april-mei. Tijdens deze snelle groei werd de protoplaneet iedere seconde zes miljard ton zwaarder, de snelste groei die ooit bij een planeet-in-wording is waargenomen. Tijdens deze groeispurt werd de planeet in zichtbaar licht ook 3 tot 5 maal zo helder. In het spectrum zijn toen ook tekenen van waterdamp gevonden die tijdens de kalmere periode daarvoor ontbraken. Aan het einde van de waarnemingen was de groeispurt nog steeds in volle gang. Die duurde dus minstens twee maanden. Uit opnamen uit 2016 bleek naderhand dat de planeet toen waarschijnlijk ook een soortgelijke groeispurt had doorgemaakt. Opmerkelijk genoeg lijkt het erop dat magnetische activiteit een rol heeft gespeeld bij de enorme toevoer van materie. Dat was tot nu toe alleen nog bij sterren waargenomen. Dit zou suggereren dat zelfs objecten met een sub-stellaire massa sterke magnetische velden kunnen genereren. Het gedrag van Cha1107-7626 lijkt nog het meest op dat van de ster EX Lupi, die in 2022 een groeispurt van ongeveer vier maanden vertoonde. Het betekent dat de grens tussen sterren en planeten opnieuw vervaagt. (GB/Astrophysical Journal Letters 992, nr. 1) (Image credit: ESO/Luis Calçada, Martin Kornmesser)

Apollo-monsters die in 1972 naar de aarde zijn gebracht bevatten ‘exotische’ zwavel

stipmedia

Toen astronauten in 1972 terugkeerden van NASA’s laatste Apollo-maanmissie, werden sommige van de monsters die ze op de maan hadden verzameld verzegeld en zorgvuldig opgeborgen, in de hoop dat toekomstige onderzoekers met geavanceerde apparatuur ze zouden kunnen analyseren en nieuwe ontdekkingen zouden doen. En dat is precies wat een onderzoeksteam onder leiding van professor James Dottin van Brown University (VS) nu heeft gedaan (JGR: Planets). De onderzoekers rapporteren een verrassende ontdekking omtrent de zwavel in gesteentemonsters die tijdens Apollo 17 zijn verzameld in het Taurus Littrow-gebied op de maan. Uit hun analyse blijkt dat het vulkanische materiaal in het monster een tekort aan zwavel-33 vertoont in vergelijking met vulkanisch materiaal van de aarde. De verschillende elementen in een gesteente bevatten kenmerkende ‘vingerafdrukken’ in de vorm van isotopenverhoudingen — subtiele verschillen in het gewicht van hun atomen. Wanneer twee gesteenten dezelfde isotopenverhouding hebben, is dat een sterke aanwijzing dat ze van dezelfde bron afkomstig zijn. In het geval van de maan en de aarde hebben onderzoekers duidelijke overeenkomsten gevonden tussen de zuurstofisotopen van beide hemellichamen. Volgens Dottin, die leiding gaf aan het nieuwe onderzoek, is lang gedacht dat voor zwavelisotopen iets soortgelijks zou gelden. Voor zijn onderzoek selecteerde Dottin specifieke maanmonsters die op vulkanisch gesteente leken. Hij was enigszins verbaasd toen hij zag dat de isotopenverhoudingen in deze monsters sterk afweken van die op aarde. ‘Tot nu toe werd gedacht dat de maanmantel dezelfde zwavelisotopensamenstelling had als de aarde’, aldus Dottin. ‘Dat was ook wat ik verwachtte te zien bij het analyseren van deze monsters, maar in plaats daarvan zagen we waarden die sterk afwijken van alles wat we op aarde aantreffen.’ Volgens Dottin zijn er twee mogelijke verklaringen voor de abnormale zwavel. Deze zou een overblijfsel kunnen zijn van chemische processen die zich in het vroege verleden op de maan hebben afgespeeld, zoals de interactie tussen zwavel en ultraviolet licht in een ijle atmosfeer. Vermoed wordt dat de maan in zijn jeugd een tijdelijke atmosfeer heeft gehad, die dat soort fotochemie mogelijk heeft gemaakt. Als dat inderdaad de manier is waarop de afwijkende monsters zijn ontstaan, heeft dat interessante implicaties voor de evolutie van de maan. ‘Dat zou het bewijs kunnen zijn voor een vroege uitwisseling van materialen tussen maanoppervlak en maanmantel’, zegt Dottin. ‘Op aarde hebben we de platentektoniek die dat doet, maar op de maan is geen platentektoniek. De ontdekking van een ander soort uitwisselingsmechanisme op de jonge maan zou dus heel interessant zijn.’De andere mogelijkheid is dat de abnormale zwavel een overblijfsel is van de vorming van de maan zelf. De meest gangbare verklaring voor het ontstaan van de maan is dat een object ter grootte van Mars, Theia genaamd, in een vroeg stadium met de aarde in botsing kwam. Het puin van die botsing klonterde uiteindelijk samen en vormde de maan. Het is mogelijk dat de zwavelsamenstelling van Theia sterk verschilde van die van de aarde en dat die verschillen zijn vastgelegd in de maanmantel. Uit het nieuwe nieuwe onderzoek wordt niet duidelijk welke van deze verklaringen de juiste is. Dottin hoopt dat nader onderzoek van zwavelisotopen op Mars en andere hemellichamen in ons zonnestelsel wetenschappers op een dag zal helpen het antwoord te vinden. (EE) (Image credit: NASA)

NASA-orbiter werpt nieuw licht op Mars-raadsel

stipmedia

NASA’s Mars Reconnaissance Orbiter (MRO) heeft nieuwe vragen opgeworpen over een mysterieus verschijnsel dat begraven ligt onder kilometers dik ijs op de zuidpool van de rode planeet. In een recent onderzoek concluderen Amerikaanse wetenschappers, op basis van gegevens die zijn verkregen met behulp van een innovatieve radartechniek, dat een vermeend ondergronds meer op Mars waarschijnlijk uit een laag van rotsen en stof bestaat (Geophysical Research Letters). De nieuwe waarnemingen zijn gedaan tijdens een speciale manoevre waarbij de MRO 120 graden werd gedraaid. Op die manier kon het signaal van het Shallow Radar-instrument (SHARAD) van de Mars-orbiter worden versterkt, waardoor het dieper de bodem kon binnendringen en een duidelijker beeld gaf van de ondergrond. De manoevre werd op 26 mei jl. toegepast op een ongeveer twintig kilometer groot gebied op Mars, dat bedolven ligt onder een bijna anderhalve kilometer dikke laag waterijs. Wanneer een radarsignaal wordt weerkaatst door ondergrondse lagen, hangt de sterkte van de weerkaatsing af van de samenstelling van de ondergrond. De meeste materialen laten het signaal door of absorberen het, waardoor het teruggekaatste signaal zwak is. Maar vloeibaar water is een bijzonder geval: het vormt een sterk reflecterend oppervlak en kaatst een heel sterk signaal terug. Dat was het soort signaal dat in 2018 in dit gebied is waargenomen door een team dat gebruikmaakte van het Mars Advanced Radar for Subsurface and Ionospheric Sounding-instrument (MARSIS) aan boord van de Europese Mars Express-orbiter. Om te verklaren hoe zo’n grote hoeveelheid water vloeibaar kon blijven, kwamen wetenschappers destijds met de hypothese dat het om een zoutmeer zou kunnen gaan, omdat een hoog zoutgehalte het vriespunt van water verlaagt. ‘De meerhypothese heeft tot veel creatief onderzoek geleid, en dat is precies wat spannende wetenschappelijke ontdekkingen zouden moeten doen’, zegt Gareth Morgan van het Planetary Science Institute in Tucson, Arizona (VS). ‘Onze nieuwe gegevens zullen het debat niet beslechten, maar laten zich niet gemakkelijk verenigen met het idee van vloeibaar water’.De ijskap op de zuidpool van Mars ligt bovenop een terrein met veel kraters, en de meeste radarbeelden van het met ijs bedolven gebied laten veel pieken en dalen zien. Morgan en zijn collega Than Putzig denken nu dat het mogelijk is dat het heldere signaal dat MARSIS hier destijds heeft gedetecteerd, gewoon een uitzonderlijk vlak gebied is, bijvoorbeeld een oude gestolde lavastroom. ‘We observeren dit gebied al bijna twintig jaar met SHARAD zonder iets te zien op die diepten’, aldus Putzig. ‘Maar toen MRO eenmaal zijn rolmaneuvre precies boven dit gebied had gemaakt, konden we veel dieper kijken. In plaats van het heldere signaal dat MARSIS ontving, detecteerde SHARAD slechts een zwak signaal, en bij een aangrenzend gebied werd zelfs helemaal geen signaal gedetecteerd, wat suggereert dat er op de plek waar Marsis een sterk signaal zag iets bijzonders aan de hand is.’ (EE) (Image credit: ESA/DLR/FU Berlin, CC BY-SA 3.0 IGO)

Voor het eerst zijn elektrische ontladingen gedetecteerd op Mars

stipmedia

Voor het eerst zijn elektrische ontladingen, veroorzaakt door stofhozen en stofstormen, op Mars waargenomen. De signalen werden opgepikt door de SuperCam-microfoon op de Marsrover Perseverance en geanalyseerd door een team van wetenschappers van het Franse Nationale Centrum voor Wetenschappelijk Onderzoek (CNRS), de Universiteit van Toulouse en de Sterrenwacht van Parijs, die deel uitmaken van een internationaal onderzoeksteam (Nature). In de atmosfeer van Mars kunnen elektrische ontladingen sterk oxiderende verbindingen produceren die destructief kunnen zijn voor organische moleculen op het planeetoppervlak, en voor veel atmosferische verbindingen. Daarom heeft de ontdekking directe gevolgen voor de chemische eigenschappen van de Marsatmosfeer, en het klimaat en de leefbaarheid van de rode planeet. De ontdekking zou ook de verrassend snelle afbraak van methaan in de atmosfeer van Mars – waarover al jaren discussie bestaat – kunnen verklaren. De heersende winden op Mars veroorzaken voortdurend wervelingen van fijne stofdeeltjes. In het hart van twee van zulke stofhozen registreerde de microfoon van het SuperCam-instrument bij toeval enkele bijzonder sterke signalen. De analyses van het Franse team hebben aangetoond dat het ging om elektromagnetische en akoestische signalen van elektrische ontladingen die vergelijkbaar zijn met de kleine statische schokjes die je op aarde kunt ervaren wanneer je bij droog weer een metalen deurklink aanraakt. Dit verschijnsel ontstaat door de wrijving tussen minuscule stofdeeltjes, die elektronen invangen en hun lading vervolgens afgeven in de vorm van enkele centimeters langer elektrische bogen die vergezeld gaan met hoorbare schokgolven. Op aarde zijn zulke elektrisch geladen stofdeeltjes een bekend verschijnsel, hoewel ze maar zelden daadwerkelijk een ontlading veroorzaken. Op Mars kan dit verschijnsel veel makkelijker optreden, omdat in de ijle atmosfeer van de planeet de hoeveelheid lading die nodig is om vonken te vormen veel geringer is dan op aarde. (EE) (Image credit: Nicolas Sarter)

Theia en de jonge aarde waren elkaars buren

stipmedia

Ongeveer 4,5 miljard jaar geleden vond de meest ingrijpende gebeurtenis in de geschiedenis van onze planeet plaats: een groot hemellichaam dat Theia wordt genoemd kwam in botsing met de aarde. Hoe die botsing zich precies heeft voltrokken en wat zich daarna heeft afgespeeld, is nog niet helemaal duidelijk. Maar wat wel zeker is, is dat de grootte, samenstelling en baan van de aarde hierdoor zijn veranderd, en dat de gebeurtenis tot de vorming van onze maan heeft geleid. Een nieuwe studie onder leiding van Timo Hopp van het Max-Planck-Institut für Sonnensystemforschung (Duitsland) geeft nu meer informatie over de indringer die de botsing veroorzaakte (Science). Bij de botsing werd Theia volledig verwoest, maar sporen van haar zijn nog steeds terug te vinden in bijvoorbeeld de samenstelling van de huidige aarde en maan. Voor hun nieuwe onderzoek gebruiken Hopp en zijn collega’s deze informatie om daaruit de meest waarschijnlijke ‘ingrediëntenlijst’ van Theia af te leiden, en daarmee ook haar plaats van herkomst. De verhoudingen waarin bepaalde metaalisotopen in een hemelllichaam aanwezig zijn, zijn heel veelzeggend. Isotopen zijn varianten van één en hetzelfde element die alleen verschillen in het aantal neutronen in hun atoomkern en dus in hun gewicht. In het vroege zonnestelsel waren de isotopen van bepaalde elementen waarschijnlijk niet gelijkmatig verdeeld: aan de buitenrand van het zonnestelsel kwamen de isotopen in iets andere verhoudingen voor dan in de buurt van de zon. Hierdoor kunnen we aan de isotopische samenstelling van een hemellichaam diens oorsprong aflezen. Voor het nieuwe onderzoek hebben Hopp en zijn team de verhoudingen tussen verschillende ijzerisotopen in gesteenten van de aarde en de maan met ongekende precisie bepaald. Om meer te weten te komen over Theia, hebben de onderzoekers op basis van de isotopen in de gesteenten van aarde en maan ’terugberekend’ welke samenstellingen van Theia en de jonge aarde tot de uiteindelijke toestand kunnen hebben geleid. Dat heeft een aantal verschillende uitkomsten opgeleverd, maar sommige daarvan worden onwaarschijnlijk geacht. Het meest overtuigende scenario is dat de bouwstenen van de aarde en Theia grotendeels afkomstig waren uit het binnenste deel van ons zonnestelsel. En dat wijst erop dat de aarde en Theia waarschijnlijk buren van elkaar waren. (EE) (Image credit; MPS/Mark A. Garlick)

NASA publiceert beelden van komeet 3I/ATLAS

stipmedia

Nu de Amerikaanse overheid weer aan het werk is, heeft het ruimteagentschap NASA eindelijk de foto’s vrijgegeven die door een scala aan ruimtevaartuigen zijn gemaakt van een komeet die van buiten ons zonnestelsel komt. Ruimtesondes in de buurt van Mars, waaronder die van NASA, hebben hun camera’s op 3I/ATLAS gericht toen deze begin oktober langs de rode planeet raasde. Maar door de sluiting van de Amerikaanse overheid konden de beelden niet onmiddelijk worden gepubliceerd. Functionarissen van het ruimteagentschap erkenden zelfs niet dat de foto’s bestonden. Uiteindelijk zijn ze 20 november tijdens een bescheiden online persconferentie gepresenteerd. ‘Ik wil graag meteen met de deur in huis vallen’, zei Amit Kshatriya, adjunct-directeur van NASA, tijdens de persconferentie. ‘Dit object is een komeet. Het ziet eruit en gedraagt zich als een komeet.’ Hij en andere NASA-functionarissen presenteerden een reeks beelden die die door verschillende ruimtesondes zijn gemaakt, waaronder de Mars Reconnaissance Orbiter, de Lucy-missie, die op weg is naar een aantal planetoïden die gevangen zitten in de omloopbaan van de planeet Jupiter, en het Solar and Heliospheric Observatory (SOHO). Metingen van de komeet laten zien dat deze in sommige opzichten afwijkt van kometen die binnen ons eigen zonnestelsel zijn gevormd. Volgens Tom Statler, hoofdwetenschapper bij NASA op het gebied van kleine hemellichamen in ons zonnestelsel, vertoont 3I/ATLAS opvallende verschillen met de kometen in ons zonnestelsel, waaronder de verhouding tussen de hoeveelheden koolstofdioxide en water, en de verhouding tussen nikkel en ijzer. Volgens Statler ziet het licht dat door het door de komeet uitgestoten stof wordt weerkaatst er ‘apart’ uit, wat erop wijst dat de verdeling van stofdeeltjes van verschillende afmetingen afwijkt van die van ‘inheemse’ kometen. Maar geen van deze eigenaardigheden wijst erop dat het object door een buitenaardse beschaving naar ons toe is gestuurd, zoals de nogal excentrieke Amerikaanse wetenschapper Avi Loeb heeft gesuggereerd. Komeet 3I/ATLAS werd in juli van dit jaar voor het eerst opgemerkt door telescopen op aarde. Vorige maand naderde hij de zon het dichtst en volgde hij een koers die hem net binnen de omloopbaan van Mars bracht. Vanwege zijn hoge snelheid (230.000 km/uur) weten wetenschappers dat hij uit de interstellaire ruimte afkomstig moet zijn. Inmiddels is hij alweer op de weg naar buiten, maar er staan nog meer waarnemingen op het programma. Op 19 december zal de komeet onze planeet naderen tot op 255 miljoen kilometer en komend voorjaar passeert hij – onder het toeziend oog van NASA-ruimtesonde Juno – de planeet Jupiter. (EE) (Image credit: Lowell-sterrenwacht/Qicheng Zhang)