Astronomen hebben al meer dan 5300 exoplaneten opgespoord, maar tot nu toe zijn bij slechts twee daarvan ook mogelijke manen ontdekt. En zelfs daar zijn nu grote twijfels over (Nature Astronomy). In ons zonnestelsel hebben bijna alle planeten manen. Wetenschappers achten het dan ook waarschijnlijk dat er ook rond planeten bij andere sterren manen cirkelen. Tot nu toe waren echter alleen bij de Jupiter-achtige exoplaneten Kepler-1625b en Kepler-1708b aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van manen – forse exemplaren zelfs, groter dan de aarde. Dit geringe aantal is op zich niet zo verrassend. Een maan is immers veel kleiner dan zijn moederplaneet en daardoor ook veel moeilijker te vinden. Bovendien kost het erg veel tijd om de meetgegevens van duizenden exoplaneten uit te pluizen op mogelijke manen. Om de zoektocht te vergemakkelijken hebben de Duitse onderzoekers Michael Hippke en René Heller vorig jaar een zoekalgoritme ontwikkeld. Maar toen ze dit algoritme loslieten op de meetgegevens van Kepler-1625b en Kepler-1708b, ontdekten ze tot hun verbazing dat de vermeende manen van deze planeten hierin niet terug te vinden waren. Exoplaneet Kepler-1625b maakte vijf jaar geleden furore toen Amerikaanse onderzoekers sterke aanwijzingen gevonden meenden te hebben dat er om deze planeet een grote maan draait. Zij baseerden dit op gegevens van de Kepler-ruimtetelescoop, die meer dan tweeduizend exoplaneten heeft opgespoord. In de jaren die volgden speelde de vermeende exomaan echter verstoppertje. Bij het verwijderen van de ‘ruis’ in de Kepler-gegevens verdween ook het zwakke signaal van de maan. Maar desondanks werden bij vervolgwaarnemingen met de Hubble-ruimtetelescoop opnieuw aanwijzingen voor het bestaan van de maan ontdekt. En vorig jaar kwam daar nog de ontdekking van de grote maan bij exoplaneet Kepler-1708b bij. Als een exoplaneet vanaf de aarde gezien voor zijn ster langs schuift, wordt de ster een heel klein beetje zwakker. Zo’n planeetovergang of transit herhaalt zich bij elke omloop van de planeet rond zijn ster. Een eventueel aanwezige maan geeft een vergelijkbaar verduisterend effect, maar dan veel zwakker. Om toch manen te kunnen detecteren, heeft het Duitse duo miljoenen simulaties van kunstmatige planeetovergangen berekend voor planeet-maancombinaties van uiteenlopende afmetingen en op uiteenlopende onderlinge afstanden van elkaar. Een algoritme heeft deze kunstmatige planeetovergangen vervolgens vergeleken met de beschikbare waarneemgegevens. In het geval van Kepler-1708b hebben de onderzoekers nu ontdekt dat scenario’s zonder maan de waarnemingsgegevens net zo goed kunnen verklaren als scenario’s met een maan. Met andere woorden: de gegevens kunnen het bestaan van een exomaan bij Kepler-1708b niet bewijzen. Iets soortgelijks geldt voor de vermeende maan van Kepler-1625b. Dee planeetovergangen die bij deze ster door Kepler en Hubble zijn geregistreerd worden sterk beïnvloed door diens randverzwakking – het verschijnsel dat ervoor zorgt dat de helderheid van een ster naar de rand toe minder wordt. Dit effect kan gemakkelijk worden aangezien voor het verduisterende signaal van een grote maan. (EE) (Image Credit: Dan Durda)