Astronomen hebben, met behulp van de Hubble-ruimtetelescoop, de herkomst getraceerd van vijf korte, maar zeer krachtige uitbarstingen van radiostraling in evenzovele verre sterrenstelsels.
Bij deze zogeheten snelle radioflitsen komt in een duizendste van een seconde evenveel energie vrij als onze zon in een jaar produceert.
De afgelopen twintig jaar hebben astronomen ongeveer duizend van deze snelle radioflitsen waargenomen.
Maar ze duren zo kort dat onderzoekers in maar ongeveer vijftien gevallen hebben kunnen vaststellen waar ze ongeveer vandaan kwamen: uit grote sterrenstelsels ver van de aarde.
Maar in welk deel van deze stelsels de radioflitsen optraden, was onduidelijk.
Met behulp van de Hubble-ruimtetelescoop is nu vastgesteld dat vijf van deze uitbarstingen van radiostraling hebben plaatsgevonden in de spiraalarmen van vijf verre sterrenstelsels, die qua omvang vergelijkbaar zijn met ons Melkwegstelsel.
Maar verrassend genoeg kwamen ze niet uit de helderste delen van deze spiraalarmen, waar talrijke jonge, zware sterren te vinden zijn.
Deze ontdekking doet vermoeden dat de oorzaak van de radioflitsen in elk geval niet bij exploderende jonge, zware sterren liggen.
Ook lijkt het onwaarschijnlijk dat radioflitsen ontstaan bij botsingen tussen neutronensterren – de ineengestorte kernen van sterren die hun bestaan met een supernova-explosie hebben afgesloten.
Zulke botsingen spelen zich doorgaans ver buiten de spiraalarmen van oudere sterrenstelsels af.
Al met al is de ontdekking een steuntje in de rug voor de theorie die zegt dat de uitbarstingen afkomstig zijn van magnetars – de sterk magnetische ‘neefjes’ van de neutronensterren.
Een andere aanwijzing in die richting is de ontdekking, in april vorig jaar, van een snelle radioflits binnen ons eigen Melkwegstelsel, die uit de richting van een bekende magnetar kwam. (EE)
(Image Credit: NASA)