Snelle radioflitsen zijn een astronomisch raadsel waarvan de precieze oorzaak nog niet vaststaat.
Deze intense uitbarstingen van radio-energie zijn onzichtbaar voor het menselijk oog, maar niet voor radiotelescopen.
Nieuw onderzoek door wetenschappers van de Universiteit van Tokio suggereert dat ze worden veroorzaakt door ‘sterbevingen’ op het oppervlak van neutronensterren (MNRAS). Snelle radioflitsen werden voor het eerst opgemerkt in 2007. Ze kunnen miljarden lichtjaren overbruggen, maar duren doorgaans slechts duizendsten van een seconde.
Geschat wordt dat als we de hele hemel konden overzien, er wel tienduizend snelle radioflitsen per dag plaatsvinden. In de meeste gevallen lijken de diverse bronnen die deze radioflitsen produceren slechts eenmaal af te gaan. Maar er zijn een stuk of vijftig bronnen die herhaaldelijk uitbarstingen produceren.
Volgens de huidige inzichten worden op z’n minst sommige snelle radioflitsen uitgezonden door neutronensterren. Deze objecten ontstaan wanneer een ster van ongeveer acht zonsmassa’s ineenstort.
Wat overblijft is een uiterst compact object met een middellijn van slechts twintig tot veertig kilometer.
Voor hun onderzoek hebben Tomonori Totani en Yuya Tsuzuki de tijd en emissie-energie van bijna zevenduizend uitbarstingen van drie verschillende repeterende ‘radioflitsers’ geanalyseerd. Vervolgens pasten ze dezelfde methode toe om de tijd-energiecorrelatie van (Japanse) aardbevingen en zonnevlammen (waargenomen door de Hinode-satelliet) te onderzoeken, en vergeleken de resultaten van de drie verschijnselen.
Tot hun verrassing constateerden ze dat, anders dan bij eerdere studies, de gegevens van de snelle radioflitsen opvallende overeenkomsten vertonen met aardbevingsgegevens, maar juist sterk verschillen van zonnevlammen. Volgens de onderzoekers wijst dit erop dat neutronensterren een vaste korst hebben en dat er in zo’n korst plotseling bevingen kunnen optreden waarbij enorme hoeveelheden energie vrijkomen we als snelle radioflitsen waarnemen. (EE)
(Image Credit: Sophia Dagnello, NRAO/AUI/NSF)