Onderzoekers die gebruik maken van de Webb-ruimtetelescoop hebben een eerste blik kunnen werpen op de stervormingsactiviteit in nabije sterrenstelsels.
De gegevens laten zien dat zelfs beginnende stervorming van invloed kan zijn op de vormen, structuren en dynamiek van deze grote objecten.
Astronomen van over de hele wereld werken samen aan een project om een aantal prangende vraagstukken omtrent de stervorming in sterrenstelsels op te lossen.
In het kader van dit project, met de titel ‘Physics at High Angular Resolution in Nearby Galaxies with JWST’ (PHANGS-JWST), zijn nu de eerste Webb-opnamen van nabije sterrenstelsels geanalyseerd.
Dat heeft 21 onderzoeksverslagen opgeleverd, die onlangs in een themanummer van The Astrophysical Journal Letters zijn gepubliceerd.
Het internationale onderzoeksteam bestudeert negentien schijfvormige sterrenstelsels waar we recht tegenaan kijken. Daarvan zijn er nu vier zijn bekeken: NGC 628 (M74), NGC 1365, NGC 7496 en IC 5332.
De beelden die met de Amerikaanse Near-Infrared Camera (NIRCam) en de Europese Mid-Infrared Instrument (MIRI) van Webb zijn gemaakt, hebben de astronomen versteld doen staan.
Het PHANGS-team heeft deze sterrenstelsels jarenlang bestudeerd op optische, radio- en ultraviolette golflengten met behulp van de Hubble-ruimtetelescoop, de Atacama Large Millimeter/Submillimeter Array en de Multi Unit Spectroscopic Explorer (MUSE) van de Very Large Telescope van de Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO).
Daarbij bleef echter een cruciale fase in de levenscyclus van sterren buiten schot: de periode waarin een jonge ster nog is gehuld in een cocon van stof en gas.
De gevoelige infraroodcamera’s van Webb kunnen door dit stof heen ‘prikken’.
De nieuwe Webb-beelden zijn waardevol, omdat ze enkele van de fijnste structuren in de spiraalstelsels laten zien, zoals de compacte jonge sterrenhopen die in de kernen van de stelsels te vinden zijn.
De gegevens tonen aan dat deze sterrenhopen een grote diversiteit vertonen, van wonderbaarlijk inactief tot uitermate actief.
Een ander boeiend aspect is de ontdekking van stervorming tussen de opvallende spiraalarmen.
Uit de eerste resultaten blijkt, zoals verwacht, dat de stervormingsactiviteit het grootst is in de spiraalarmen.
De efficiëntie waarmee gas wordt omgezet in sterren lijkt echter over de hele schijf constant te zijn.
Hierdoor kunnen zich zelfs buiten de spiraalarmen zware sterrenhopen vormen – iets waar vooraf veel discussie over bestond. (EE)
(Image Credit: NASA / ESA / CSA / Judy Schmidt)