Astronomen van het Institute for Astronomy (IfA) van de Universiteit van Hawaï hebben een groot onderzoek afgerond dat tot doel had om vast te stellen hoe bijzonder ons zonnestelsel is in vergelijking met andere planetenstelsels.
Met behulp van de Keck-telescopen op Mauna Kea hebben ze dertig jaar lang onderzocht hoe ver de (gasrijke) reuzenplaneten in deze stelsels van hun moedersterren verwijderd zijn.
In ons zonnestelsel bevinden de gasreuzen, Jupiter en Saturnus, zich in het koude buitengebied, terwijl de kleinere planeten dichter bij de zon te vinden zijn.
Onze aarde bevindt zich in de relatief warme ‘leefbare’ zone, op 1 astronomische eenheid (AE) van de zon. Jupiter is ongeveer 5 AE van de zon verwijderd en Saturnus 9 AE. (1 AE komt overeen met 150 miljoen kilometer.)
De planetaire volkstelling, de zogeheten California Legacy Survey, laat zien dat de gasreuzen in andere planetenstelsels doorgaans op 1 tot 10 AE van hun moederster te vinden zijn.
Dat komt dus aardig overeen met de situatie in ons eigen zonnestelsel.
Op grotere afstanden van sterren worden maar zelden gasplaneten van het kaliber Jupiter of Saturnus aangetroffen.
Bij hun onderzoek hebben de astronomen 719 willekeurig geselecteerde zonachtige sterren gedurende meer dan dertig jaar waargenomen.
Daarbij zijn 177 planeten (her)ontdekt.
De onderzochte planeten hebben massa’s die uiteenlopen van een honderdste tot twintig Jupiter-massa’s.
Op het eerste gezicht lijkt ons zonnestelsel dus niet echt uitzonderlijk te zijn.
Onzeker is nog wel in hoeverre andere planetenstelsels ook ‘ijsreuzen’ zoals Uranus en Neptunus bevatten.
De survey was niet ‘gevoelig’ genoeg om zulke planeten op te sporen.
Of ons zonnestelsel ook in dit opzicht ‘normaal’ is, zal dus nog moeten blijken. (EE)
(Image credit: California Legacy Survey/T. Pyle (Caltech/IPAC)