Vijftig jaar na haar ontdekking van de eerste pulsar
is de Britse astrofysicus Jocelyn Bell Burnell beloond met de Breakthrough Prize.
Deze prijs, waar een bedrag van 3 miljoen dollar mee is gemoeid, wordt sinds 2012 uitgekeerd.
Normaal gesproken gebeurt dat in december, maar in bijzondere gevallen kan daar een uitzondering op worden gemaakt.
Pulsars zijn de compacte restanten van ontplofte sterren die voornamelijk uit neutronen bestaan en heel snel om hun as draaien.
Deze objecten zenden radiostraling uit vanaf hun magnetische polen, en door hun draaiing zwiepen die stralingbundels in het rond – net als de lichtbundel van een vuurtoren.
Als zo eenn bundel toevallig steeds langs de aarde strijkt, is met een radiotelescoop een snel knipperend object te zien.
In 1967 ontdekte Bell Burnell
toen nog promovenda onder astronoom Antony Hewish de eerste pulsar.
In 1974 werd Hewish voor zijn rol bij de ontdekking van pulsars geëerd met een (gedeelde) Nobelprijs, daar waar de eigenlijke ontdekker, Bell Burnell, werd genegeerd.
Zelf had zij daar niet zo’n moeite mee, maar andere wetenschappers spraken er schande van.
Sommigen zien de toekenning van de Breakthrough Prize dan ook als een sneer in de richting van het nogal formeel handelende Nobel-comité.
De Breakthrough Prize wordt toegekend
aan wetenschappers die iets bijzonders hebben gepresteerd op het gebied van de fundamentele natuurkunde, de levenswetenschappen of de wiskunde.
Iedereen kan kandidaten voordragen, maar de uiteindelijke winnaar wordt gekozen door een commissie van eerdere winnaars.Speciale Breakthrough-prijzen werden eerder toegekend aan Stephen Hawking, het team van de Laser Interferometer Gravitational-Wave Observatory (LIGO) en de zeven CERN-wetenschappers die leiding gaven aan de jacht op het Higgs-deeltje. (EE)