Onderzoek onder leiding van David Cantillo van de Universiteit van Arizona wijst erop dat de ruim tweehonderd kilometer grote planetoïde Psyche, het reisdoel van de gelijknamige ruimtesonde die in 2022 wordt gelanceerd, er weleens heel anders zou kunnen uitzien dan tot nu toe werd aangenomen.
De planetoïde is mogelijk minder metaalrijk en ook een geringere dichtheid hebben.
Wetenschappers zijn geïnteresseerd in planetoïde Psyche, omdat zijn spectrale eigenschappen erop wijzen dat zijn oppervlak voor voor misschien wel 95 procent uit metalen bestaat.
In dat geval zou de planetoïde de blootliggende kern (of een brokstuk daarvan) kunnen zijn van een groter hemellichaam dat na een botsing met een soortgenoot uiteengevallen is.
De schatting van het metaalgehalte van Psyche is gebaseerd op een analyse van het zonlicht dat door zijn oppervlak wordt weerkaatst.
Het spectrum van dat licht komt overeen met dat van andere metaalhoudende objecten. Cantillo en zijn medewerkers hebben voor een andere aanpak gekozen.
Zij hebben in een laboratorium verschillende materialen met elkaar gemengd, totdat daar een mengsel uitkwam dat hetzelfde spectrum vertoont als het oppervlak van Psyche.
De onderzoekers zijn daarbij tot de conclusie gekomen dat Psyche ‘slechts’ voor 82,5 procent uit metalen bestaat, voor zeven procent uit pyroxeen (een mineraal met een laag ijzergehalte) en voor 10,5 procent uit koolstofchondrieten, materiaal dat waarschijnlijk afkomstig is van de meteorieten die in de loop van de tijd op Psyche zijn ingeslagen.
Ook zou de planetoïde behoorlijk poreus zijn: mogelijk bestaat hij voor ongeveer 35 procent uit lege holtes.
Een en ander kan betekenen dat Psyche in de loop van de tijd grotere veranderingen heeft ondergaan dan tot nu toe werd gedacht.
In plaats van de intact gebleven kern van een kleine planeet zou hij weleens een losse samenballing van planetair puin kunnen zijn, vergelijkbaar met de (veel kleinere) planetoïde Bennu, waarvan bodemmonsters onderweg zijn naar de aarde. (EE)
(Image Credit: Maxar/ASU/P.Rubin/NASA/JPL-Caltech)