Met behulp van een meetinstrument van NASA’s Lunar Reconnaissance Orbiter (LRO) hebben wetenschappers onderzocht hoe watermoleculen zich verplaatsen aan de dagzijde van de maan.
De watermoleculen hechten zich ’s nachts en een groot deel van de dag aan gruisdeeltjes op het maanoppervlak, en gaan aan de ‘wandel’ wanneer rond de middag de hoogste temperatuur wordt bereikt.
Tot ongeveer tien jaar geleden namen wetenschappers aan dat de maan een droge wereld is, met uitzondering van de kleine hoeveelheden water die als ijs zijn opgeslagen op de bodem van kraters aan de polen, die permanent in het donker liggen.
Recent is echter gebleken dat ook het regoliet, het verweerde materiaal op het maanoppervlak, water bevat.
Het gaat daarbij om uiterst geringe hoeveelheden die in de loop van de dag variëren en op hogere breedtegraden meer voorkomen dan elders.
Het nieuwe onderzoek laat zien dat nadat de watermoleculen zich hebben losgemaakt van de gruisdeeltjes, ze blijven ‘rondstuiteren’ totdat ze een plek bereiken die koud genoeg is om zich aan het regoliet te hechten of uiteindelijk in de extreem ijle maanatmosfeer terechtkomen en pas weer neerdalen als de temperatuur gedaald is.
Lang is gedacht dat het meeste oppervlaktewater op de maan is ontstaan door de inwerking van de zonnewind op het maanoppervlak.
Met die gedachte in het achterhoofd werd verondersteld dat wanneer de maan zich achter de aarde verschuilt, de productie van water zou stilvallen.
De nieuwe metingen tonen echter aan dat dit niet gebeurt.
Dat wijst erop dat het waargenomen water niet rechtstreeks vanuit de zonnewind ‘neerregent’, maar zich geleidellijk opbouwt. (EE)