De vier reuzenplaneten hebben behalve regelmatige maantjes ook onregelmatige. De eerste draaien in vrij cirkelvormige banen in één vlak rond hun planeet en de tweede in grotere, langgerekte en veelal steile banen. Zij zijn waarschijnlijk kort na het ontstaan van de reuzenplaneten ingevangen. Volgens een recente hypothese waren ze daarvóór door een passerende ster uit de brede gordel van objecten voorbij de baan van Neptunus gestoten. Zo’n sterpassage werd al gesuggereerd om de uiteenlopende verschillen in de banen van deze trans-neptunische objecten (TNO’s) zelf te kunnen verklaren. Daarbij wordt veelal uitgegaan van een ster van 0,8 zonsmassa, die op een afstand van 110 astronomische eenheden langs de zon kwam. Duitse astronomen hebben nu met zo’n sterpassage de effecten op 100.000 TNO-testdeeltjes in deze gordel rond de zon gesimuleerd. Tijdens zo’n passage blijkt dat ruim 7 procent van de TNO’s door de zwaartekracht van de passerende ster naar het gebied van de planeten werd geslingerd, soms tot binnen de baan van Mercurius. Het grootste deel van deze ex-TNO’s werd naderhand weer uit het planetenstelsel verwijderd, vooral door de zwaartekrachtsinvloed van Jupiter. Maar een fors deel bleef een langere tijd in de buurt van reuzenplaneten en zou op den duur door een van hen kunnen zijn ingevangen. De simulaties van Susanne Pfalzner en collega’s laten ook zien dat vooral in het gebied van de reuzenplaneten TNO’s met een steile of zelfs retrograde baan – tegengesteld aan de aswenteling van de planeten – terecht kwamen. Dat zou het feit kunnen verklaren dat momenteel de meeste onregelmatige maantjes van de reuzenplaneten ook een retrograde baan hebben. Jupiter en Saturnus hebben zelfs viermaal zoveel retrograde als prograde maantjes. Toch is deze dominantie van de ‘retrograden’ in de simulaties kleiner dan in de praktijk wordt waargenomen. Dat zou kunnen komen doordat de echte, huidige maantjes veelal fragmenten zijn van grotere TNO’s die pas na de sterpassage uiteen zijn gevallen. Of doordat er nog maantjes zijn die vanwege hun geringe afmetingen niet zijn ontdekt. Of een combinatie van beide. (GB/Astrophysical Journal Letters 971: L21) (Image credit: Wikipedia)