Een wetenschapper van de Universiteit van Oxford denkt een van de grootste vragen in de moderne natuurkunde te hebben opgelost.
Volgens hem zijn donkere materie en donkere energie, de twee belangrijkste bestanddelen van ons heelal, geen afzonderlijke fenomenen, maar maken ze deel uit van een donker fluïdum dat ‘negatieve massa’ bezit.
Een negatieve massa heeft de bijzondere eigenschap dat hij sneller naar je toe komt naarmate je hem harder van je weg duwt (Astronomy & Astrophysics, 5 december).
Volgens de meest gangbare kosmologische theorie bestaat slechts ongeveer vijf procent van het heelal uit normale materie.
De overige 95 procent zou voor rekening komen van de donkere materie en de donkere energie, twee niet rechtstreeks waarneembare componenten waar we eigenlijk niets van weten, behalve dan dat ze waarneembare objecten beïnvloeden.
Het donkere fluïdum waar de Britse wetenschapper Jamie Farnes nu mee komt biedt een alternatief daarvoor.
Het bestaan van negatieve materie was eerder uitgesloten omdat men dacht dat dit materiaal minder dicht zou worden naarmate het universum uitdijt, wat in strijd is met onze waarnemingen, die laten zien dat de dichtheid van de donkere energie niet verandert in de tijd.
Om dat te voorkomen introduceert Farnes een ‘scheppingstensor’ die ervoor zorgt dat er voortdurend negatieve massa’s worden gecreëerd.
Dat voorkomt dat het fluïdum van negatieve massa verdunt ten gevolge van de uitdijing van het heelal.
De theorie van Farnes doet ook juiste voorspellingen voor het gedrag van de halo’s van donkere materie rond sterrenstelsels.
De meeste sterrenstelsels roteren zo snel dat ze uit elkaar zouden moeten vallen. Dat suggereert dat ze bijeen worden gehouden door een onzichtbare ‘halo’ van donkere materie.
Volgens het nieuwe model is het juist de afstotende kracht van het omringende donkere fluïdum dat de sterrenstelsels bijeenhoudt.
In een eigen toelichting benadrukt Farnes dat zijn theorie niet in strijd is met de algemene relativiteitstheorie, maar meer een uitbreiding daarvan.
Of hij gelijk heeft zal uit toekomstige waarnemingen moeten blijken.
Mogelijk dat de in aanbouw zijnde Square Kilometre Array (SKA), een kolossale verzameling radiotelescopen die verspreid over Australië en Zuid-Afrika komt te staan – uitkomst kan bieden.
Dit instrument zal de verdeling van sterrenstelsels in de verschillende kosmische tijdperken in kaart brengen. Farnes hoopt de resultaten van SKA te kunnen gebruiken om zijn theorie te toetsen. (EE)