Image default

Nieuwe meting van uitdijingssnelheid heelal hakt geen knopen door

Astronomen hebben twee nieuwe bepalingen gedaan van de zogeheten Hubble-constante, een grootheid die aangeeft hoe snel het heelal uitdijt.
De uitkomsten liggen niet heel ver uit elkaar, maar roepen wel vragen op.
In een publicatie in de Astrophysical Journal heeft een team onder leiding van Wendy Freedman van de universiteit van Chicago de resultaten gepresenteerd van een onderzoek waarbij gekeken is naar rode reuzensterren.
Dat zijn oude broertjes van onze zon die aan het einde van hun bestaan opgezwollen zijn.
Door de schijnbare helderheden van verre rode reuzensterren te vergelijken met die van nabije, waarvan bekend is hoe ver weg ze zijn, kunnen ook de afstanden van eerstgenoemden worden bepaald.
In combinatie met de gemeten snelheden van de sterrenstelsels waarvan deze sterren deel uitmaken, levert dat een bepaling van de Hubble-constante op. Het team van Freedman komt uit op 69,8 kilometer per seconde per megaparsec, waarbij een megaparsec gelijk is aan 3,26 miljoen lichtjaar.
Maar van een ander onderzoek, H0LiCOW geheten, doken vorige week nieuwe resultaten op die uitkomen op 73,3.
Bij H0LiCOW is gekeken naar de manier waarop zware sterrenstelsels het licht van verder weg staande stelsels, in dit geval quasars, afbuigen.
Ook dat levert een methode op waarmee de Hubble-constante kan worden bepaald.
De resultaten liggen niet heel ver uit elkaar, maar het verschil van ruwweg 3 km/s/Mpc is toch ongemakkelijk groot.
Daarbij moet wel worden aangetekend dat de uitkomsten van H0LiCOW heel dicht in de buurt liggen van twee andere recente bepalingen van de Hubble-constante.
Dat zou kunnen betekenen dat er iets mis is met de compleet nieuwe methode die Freedman en haar collega’s hebben gebruikt.
Daarnaast speelt er echter nog een andere kwestie.
Enkele jaren geleden kwam weer een ander team op basis van gegevens van de Europese Planck-satelliet tot een Hubble-constante van 67,4.
Deze opvallend lage uitkomst was gebaseerd op een nauwkeurige analyse van de structuur van de kosmische achtergrondstraling, de alomaanwezige warmtestraling die zijn oorsprong vindt bij de oerknal.
Het resultaat van Freedman ligt dus ongeveer halverwege de uitkomsten van H0LICOW en Planck.
En de grote vraag is waaraan dat ligt.
Vast staat alleen dat er ook na de nieuwste metingen geen zekerheid bestaat over de uitdijingssnelheid – en daarmee ook de exacte leeftijd – van het heelal. (EE)

Ook interessant

‘Vervuilende’ activiteit van sterrenstelsel NGC 4383 in beeld gebracht

stipmedia

Ruimtesonde Voyager 1 stuurt weer begrijpelijke informatie naar de aarde

stipmedia

De eerste glimp van de Grote Noord-Amerikaanse Eclips

stipmedia

Heeft bruine dwerg W1935 een actieve maan?

stipmedia

Hubble spoort honderden kleine planetoïden op

stipmedia

Zwaar zwart gat ontdekt in onze kosmische ‘achtertuin’

stipmedia