Een nieuwe zoektocht naar maantjes rond Uranus en Neptunus, twee decennia na de vorige, blijkt opnieuw succesvol. De zoektocht werd verricht met de Magellan-telescoop in Chili en de Subaru telescoop op Hawaii. Tijdens meerdere nachten werden opnamen van de directe omgeving van de twee planeten gemaakt, die vervolgens werden samengevoegd. Hierdoor werden objecten tot magnitude 27 vastgelegd, één magnitude zwakker dan tijdens de vorige survey. Bij Uranus werd één nieuw maantje ontdekt en bij Neptunus twee. Zij draaien in wijde, langgerekte en scheefstaande banen rond hun planeet. Het maantje van Uranus, S/2023 U1, is zo’n zeven kilometer groot en draait in bijna twee jaar in een baan tegengesteld aan de aswenteling van Uranus. Zijn baan lijkt veel op die van de satellieten Caliban en Stephano. Het zwakste nieuwe maantje van Neptunus, S/2021 N1, is ongeveer 14 kilometer groot en draait in zo’n 27 jaar ook in tegengestelde richting rond Neptunus. Zijn baan lijkt op die van Neso en Psamathe. Neptunus’ tweede nieuwe maantje, S/2002 N5, is ongeveer 23 kilometer groot en draait in bijna negen jaar in een normale baan die vergelijkbaar is met die van de satellieten Sao en Laomedeia. Elk van de drie ontdekte maantjes behoort tot een zogeheten dynamische groep, die nu uit (minstens) drie leden bestaat. Dat groepskarakter werd al vermoed, maar is nu bevestigd. Deze groepen suggereren dat de maantjes de fragmenten zijn van grotere satellieten die door botsingen uiteen zijn gevallen. Daarop wijzen ook de relatief geringe verschillen in snelheid tussen de leden van zo’n groep. Het oorspronkelijke moederobject van de Caliban-groep zou ongeveer 45 kilometer groot zijn geweest, dat van de Neso-groep ongeveer 44 kilometer en dat van de Sao groep ongeveer 38 kilometer. Waarschijnlijk zijn er nog vele kleinere fragmenten c.q maantjes die tot deze drie groepen behoren, net zoals bij Jupiter en Saturnus het geval is. Die maantjes zijn waarschijnlijk echter slechts enkele kilometers groot en dus te klein om met de huidige telescopen te kunnen worden waargenomen. (GB/Astronomical Journal 168: 258) (Image credit: NAOJ)