Britse wetenschappers hebben een nieuwe verklaring gevonden voor het feit dat zogeheten actieve galactische kernen grote onderlinge verschillen vertonen (The Astrophysical Journal Supplement). Astronomen vermoeden dat zich in het centrum van bijna alle grote sterrenstelsels een superzwaar zwart gat bevindt.
Deze objecten slokken gas, stof en sterren uit hun omgeving op en nemen daardoor gestaag in massa toe.
Tijdens deze groeifase genereert de kern van het sterrenstelsel enorm veel energie en wordt hij een actieve galactische kern (AGN) genoemd.
Het licht uit de naaste omgeving van zo’n AGN kan uiteenlopende kleuren hebben.
Ook verschillen deze objecten in helderheid en spectrale signatuur. Tot nu toe dachten astronomen dat deze verschillen afhingen van de hoek waaronder we tegen het zwarte gat aan keken, en van de mate waarin dit object verscholen zit in een ‘torus’ – de donutvormige ring van gas en stof die AGNs doorgaans omgeeft.
Nieuw onderzoek door Tonima Tasnim Ananna en Ryan Hickox, beiden verbonden aan de Universiteit van Dartmouth, trekt dit model echter in twijfel.
De Britse onderzoekers hebben bewijs gevonden dat AGNs grote onderlinge verschillen vertonen, omdat ze zich in verschillende ontwikkelingsstadia bevinden.
Uit de nieuwe studie blijkt dat de hoeveelheid stof en gas rond een superzwaar zwart gat rechtstreeks verband houdt met hoe snel het groeit.
De energie die vrijkomt wanneer een zwart gat zich in hoog tempo voedt, blaast het stof en gas uit diens omgeving weg, waardoor het zicht op het zwarte gat verbetert.
Volgens Ananna en Hickox worden de waargenomen verschillen tussen actieve kernen dus niet veroorzaakt door de hoek waaronder we tegen de torus van het centrale superzware zwart gat aan kijken, maar door verschillen tussen de torussen zelf.
En deze verschillen houden verband met de snelheid waarmee het superzware zwarte gat ‘groeit’.
De ontdekking komt voort uit onderzoek van nabije AGNs met behulp van Swift-BAT, een NASA-ruimtetelescoop die hoogenergetische röntgenstraling registreert. (EE)
(Image Credit: ESA/NASA, het AVO-project en Paolo Padovani)