Computersimulaties van de laatste stadia van de vorming van de aardse planeten van ons zonnestelsel laten zien dat grote protoplaneten veel water hebben verworven bij botsingen met kleinere soortgenoten.
Tot die conclusie komen onderzoekers van de universiteiten van Wenen en Tübingen, die hun resultaten vandaag presenteren op het European Planetary Science Congress in Berlijn.
Vierenhalf miljard jaar geleden verkeerde het centrale deel van ons zonnestelsel in chaos.
Er zwierven hier een kleine honderd protoplaneten rond, in grootte variërend van de maan tot Mars.
De exemplaren die binnen de huidige baan van Mars waren gevormd, bevatten geen water, omdat het zo dicht bij de zon te heet was om water te laten condenseren.
Dat betekent dat het vele water op aarde afkomstig moet zijn van objecten die van verder weg kwamen. Maar hoe is dat water overgedragen?
Om dat te onderzoeken hebben de wetenschappers een aantal verschillende inslag-scenario’s nagebootst. Daarbij hebben ze vastgesteld dat de protoplaneten in veel gevallen niet ‘frontaal’ botsten.
En dat blijkt een heel efficiënte manier te zijn om water over te dragen.
Bij dat scenario raakt het kleinere hemellichaam namelijk zo’n beetje al zijn water kwijt, terwijl het grotere object min of meer ongeschonden blijft.
Volgens de onderzoekers is het goed denkbaar dat de aarde het product is van een lange reeks van dit soort botsingen (EE)