Met behulp van een ‘cryocooler’ – een soort koelkast – is het Mid-Infrared Instrument (MIRI) van de Webb-ruimtetelescoop op een temperatuur van –266 °C (enkele graden boven het absolute nulpunt) gebracht.
Het door NASA en ESA ontwikkelde instrument is nu klaar voor de laatste stap: kalibratie. De Webb-ruimtetelescoop zal de eerste sterrenstelsels in beeld brengen die zich na de oerknal hebben gevormd, maar om dat te kunnen doen moeten zijn vier meetinstrumenten eerst sterk worden afgekoeld.
In de schaduw van het enorme zonneschild van de ruimtetelescoop daalde hun temperatuur al tot ongeveer –183 graden Celsius, maar voor verdere afkoeling moet een elektrisch aangedreven koelelement worden gebruikt.
De lage bedrijfstemperatuur is nodig, omdat de instrumenten van de ruimtetelescoop infraroodlicht detecteren, licht met golflengten die wat langer zijn dan wat onze ogen kunnen waarnemen.
Verre sterrenstelsels, sterren-in-wording en planeten buiten ons zonnestelsels zenden allemaal infraroodlicht uit. Maar dat geldt ook voor andere warme objecten, zoals de elektronica en optische apparatuur van Webb zelf.
Door de detectoren van de vier instrumenten en de omringende hardware af te koelen, wordt deze ‘infraroodruis’ onderdrukt.
Omdat MIRI langere golflengten detecteert dan de overige instrumenten, moet hij nog iets kouder zijn.
Voordat MIRI met het opsporen van verre sterrenstelsels kan beginnen, zullen eerst nog testopnamen van sterren en ander bekende worden gemaakt.
Op manier kan worden vastgesteld of het instrument naar behoren functioneert en kan het nauwkeurig worden afgesteld (‘gekalibreerd’).
Ook de overige drie instrumenten van de nieuwe ruimtetelescoop zullen deze procedure doorlopen. Naar verwachting zullen komende zomer de eerste wetenschappelijke opnamen worden gemaakt. (EE)
(Image Credit: NASA)