Nieuw onderzoek onder leiding van astrofysici van de Universiteit van Minnesota (VS) toont aan dat de energierijke straling van kleine sterrenstelsels een sleutelrol kan hebben gespeeld in de vroege evolutie van het heelal. Het onderzoek geeft inzicht in de zogeheten reïonisatie van het heelal – een kwestie waar astronomen al jaren mee worstelen (The Astrophysical Journal).
Na de oerknal, bijna 14 miljard jaar geleden, verkeerde het heelal in geïoniseerde toestand.
Dit betekent dat elektronen en protonen los van elkaar door de ruimte zwierven.
Maar doordat het heelal uitdijde en afkoelde, verenigden deze geladen deeltjes zich tot atomen.
Waarnemingen laten echter zien dat ook het huidige heelal geïoniseerd is.
Hoe en wanneer dit precies is gebeurd, is nog onzeker.
De meest voor de hand liggende verklaring is dat de reïonisatie is veroorzaakt door sterrenstelsels.
Maar vanwege het vele waterstofgas dat in de eerste stelsels aanwezig was, kon de energierijke straling van hun sterren maar moeilijk wegkomen.
De Amerikaanse onderzoekers denken een oplossing voor dit probleem te hebben gevonden.
Met behulp van de Gemini-telescoop hebben ze voor het eerst een ‘schoongeblazen’ sterrenstelsel ontdekt – dat wil zeggen: een sterrenstelsel dat zijn wolken waterstof is kwijtgeraakt, waardoor de energierijke straling van zijn sterren kan ontsnappen.
De astrofysici denken dat het gas is weggeblazen door een reeks van supernova-explosies die zich kort na elkaar hebben voltrokken.
Het sterrenstelsel, dat Pox 186 wordt genoemd, is dermate compact dat de vele supernova-explosies een grote uitwerking moeten hebben gehad.
Volgens de onderzoekers is het dan ook denkbaar dat kleine sterrenstelsels als deze bepalend zijn geweest voor de reïonisatie van het heelal. (EE)
(Image Credit: Podevin, J.f., 2006)