Onderzoekers van de universiteit van Texas te Austin zijn dichterbij de oplossing gekomen van een vraagstuk rond het zogeheten ijsvulkanisme op de dwergplaneet Ceres.
De eigenschappen van de korst van Ceres zouden daar een belangrijke rol bij spelen (Geophysical Research Letters, 8 februari).
IJsvulkanisme komt voor op planeten en manen met een ijskorst, waar zoutwater vanuit ondergrondse reservoirs omhoog wordt geperst.
Hoewel Ceres met een middellijn van nog geen duizend kilometer vrij klein is, zijn ook hier tekenen van ijsvulkanisme te zien.
Het gaat daarbij om zoutafzettingen op de bodems van een aantal inslagkraters.
Het feit dat deze afzettingen dicht bij het centrum van de kraterbekkens liggen, doet vermoeden dat de warmte en energie die vrijkomt bij inslagen van planeten de aanzet zijn geweest voor het ijsvulkanisme.
Daarbij zou ondergronds ijs (deels) gesmolten zijn en via breuken in de korst aan de oppervlakte zijn gekomen.
Er is echter iets merkwaardigs aan de hand.
In de 20 miljoen jaar oude, 150 kilometer grote inslagkrater Occator zijn afzettingen te zien die niet veel ouder lijken dan 4 miljoen jaar.
Dat suggereert dat het ondergrondse ijs 16 miljoen jaar gesmolten is gebleven, terwijl berekeningen aangeven dat dit ‘ijsmagma’ binnen 400.000 jaar na de inslag weer zou bevriezen.
Op basis van de nieuwste gegevens over de chemische en fysische eigenschappen van de korst van Ceres komen de onderzoekers tot de conclusie dat er materialen in die korst kunnen zitten die de isolerende werking ervan versterken.
Hierdoor zou het ijsmagma veel langzamer afkoelen dan tot nu toe werd aangenomen: dat proces zou wel eens 10 miljoen jaar kunnen duren.
Daarmee is het ‘gat’ tussen het moment van inslag en de vorming van de zoutafzettingen aanzienlijk verkleind.
Helemaal gedicht is het nog niet, maar wellicht is Occator simpelweg ook wat jonger dan gedacht en zijn de zoutafzettingen juist wat ouder.
Dat maakt de discrepantie theoretisch overbrugbaar. (EE)