Image default

In gesprek met Ewine van Dishoeck

Vanaf 2018 levert Nederland

weer de voorzitter van de Internationale Astronomische Unie (IAU).
Na Willem de Sitter, Jan Oort, Adriaan Blaauw en Lodewijk Woltjer zal Ewine van Dishoeck (Leiden, 1955), hoogleraar moleculaire astrofysica aan de Universiteit Leiden, als vijfde Nederlander drie jaar lang de scepter zwaaien. Een eervolle positie, want de IAU doet heel wat meer dan ‘zich bezighouden met de naamgeving van  astronomische objecten’, zoals Wikipedia meldt.

Er zijn de laatste jaren veel nieuwe ontwikkelingen geweest in de IAU.
Voor een deel moet ik die ontwikkelingen gaande houden, maar daarnaast wil ik bijvoorbeeld extra de aandacht vestigen op de samenwerking van sterrenkundigen met andere wetenschappers zoals ingenieurs, chemici, fysici, biologen en wiskundigen. Die samenwerking kan en moet beter, omdat sterrenkunde steeds meer een multidisciplinair karakter heeft”

De aanleiding voor dit interview is uiteraard uw verkiezing tot (aankomend) voorzitter [president-elect] van de IAU. 
Gefeliciteerd! We komen straks nog uitgebreid te spreken over uw toekomstige functie.
Eerst over de IAU. De bekendste daad van de IAU is waarschijnlijk de degradatie van Pluto tot dwergplaneet op de Algemene Vergadering in 2006. Dat klinkt niet heel spannend. U heeft vele onderscheidingen ontvangen en uw reputatie spreekt voor zich op bijvoorbeeld de site van het Nederlands instituut voor ruimteonderzoek SRON:

Zij verbindt onderzoekers, bedrijven en expertisecentra,  op zo’n manier dat ze samen  geweldige voorstellen ontwikkelen voor nieuwe, grensverleggende projecten.”
Ewine van Dishoek
Ewine van Dishoeck Foto: NWO

Ik neem aan dat de IAU dus wel wat ambitieuzere projecten onderneemt. Leg eens uit.

“Bij de oprichting in 1919 was het doel om astronomen uit de hele wereld bij elkaar te krijgen.
Destijds reisde men natuurlijk nog niet zo veel en door wereldwijde congressen van hoge kwaliteit te
organiseren konden astronomen speciaal daarvoor een beurs krijgen.
Daardoor lukte het om elke drie jaar veel astronomen bij elkaar te laten komen.
Die congressen organiseert de IAU nog steeds, waarbij we de meest toonaangevende onderwerpen binnen de sterrenkunde programmeren.
De focus ligt tegenwoordig mede op het uitnodigen van topwetenschappers, uit andere landen dan Europa en de VS, als spreker en ook op een evenwichtigere verdeling krijgen tussen mannen en vrouwen.”

“Een andere functie die de IAU vanouds vervult is inderdaad de naamgeving van hemelobjecten. Ooit waren er allerlei catalogi naast elkaar, zoals de Messieren de NGC-catologus. Die kunnen natuurlijk prima naast elkaar bestaan, maar er moest wel eenduidigheid in de naamgeving komen. Maar denk ook aan de naamgeving van kraters op Pluto die door de ruimtesonde New Horizons zijn ontdekt. Soms betrekken we het publiek bij de naamgeving, zoals voor de namen van ontdekte exoplaneten. In dat geval komt er eerst een voorselectie en vervolgens mogen mensen stemmen. Daarbij geldt het simpele principe dat de meeste stemmen gelden”

Ik heb begrepen dat de IAU naast deze traditionele taken de laatste jaren allerlei afdelingen heeft opgezet om bepaalde zaken te stimuleren. Welke zijn dat?

“Inderdaad is het takenpakket van de IAU gegroeid de laatste 10 jaar. Er is nu een afdeling Astronomy for Development. Die is er niet primair om astronomie te stimuleren, maar om mensen in ontwikkelingslanden kennis en vaardigheden bij te brengen met behulp van
astronomie. Sterrenkunde is namelijk een goed instrument om jonge mensen in ontwikkelingslanden kennis te laten maken met techniek en bètawetenschappen. Vergeleken met andere bètavakken is astronomie best laagdrempelig: iedereen kan de sterrenhemel zien en iedereen vindt het mooi. Mensen in ontwikkelingslanden leren bijvoorbeeld een ontvanger te bouwen voor een radiotelescoop. Zulk soort ervaringen kunnen ze dan in andere vakgebieden weer inzetten”

“Verder hebben we een afdeling Out- reach. Die is bedoeld om het algemene publiek beter te bereiken en te informeren over sterrenkunde. Persberichten van de NASA zijn bijvoorbeeld allemaal in het Engels en lang niet in alle landen is Engels zo vanzelfsprekend als in Nederland. Dus zijn er heel veel vrijwilligers die de Engelse persberichten vertalen.”

“Uiteraard stimuleren we ook nog het sterrenkundig onderzoek zelf, door het ondersteunen van jonge onderzoekers. Dat is de taak van het Office for Young Astronomers.”

Wie zijn de gesprekspartners van het dagelijks bestuur van de IAU?

“Ik weet nog niet met wie ik contact zal hebben, maar wel dat de VN in deze een voor de hand liggend orgaan is. Veel van wat de IAU doet staat immers in verband met ontwikkelingswerk. Verder stuur je als president de nationale gedelegeerden aan. Die houden dan weer contact met de ministeries. In Nederland is dat Ralph Wijers van de Universiteit van Amsterdam.”

“De functie van voorzitter is geen fulltime baan. Het meeste bestuurswerk doet de algemeen secretaris. Dat is wel een fulltime baan. Een belangrijke taak ligt verder vooral bij de wetenschappelijke divisies. Ik was voorzitter van de divisie van Interstellar Matter and Local Universe. Vanuit die positie heb je direct contact met de astronomen, in mijn divisie zijn dat er zo’n 2500. Je informeert hen bijvoorbeeld over wetenschappelijke congressen of over activiteiten en plannen van de IAU.”

“Zeker de sturende rol van de voorzittersfunctie trekt me aan. En omdat het een functie is voor 30% van de tijd, kan ik ook gewoon hoogleraar blijven in Leiden en meedenken met al het onderzoek daar.”

En u mag nu deze organisatie gaan leiden. Hoe reageerde u toen u hoorde dat u gekozen was tot (aankomend) voorzitter?

“Ja, ik word eerst drie jaar de aankomend voorzitter, daarna drie jaar voorzitter en vervolgens nog drie jaar adviseur. Meer dan een jaar geleden werd ik gebeld met de vraag of ik interesse had in de voorzittersfunctie. Ik was meteen heel enthousiast! Het werk is namelijk echt een kolfje naar mijn hand en ik ben al heel lang actief in de IAU. Zeker de sturende rol van de voorzittersfunctie trekt me aan. En omdat het een functie is voor 30% van de tijd, kan ik ook gewoon hoogleraar blijven in Leiden en meedenken met al het onderzoek daar. Ik zou bijvoorbeeld geen algemeen secretaris willen worden, dat is wel fulltime en veel te veel bureaucratie.”

“Nou goed, op het IAU-congres van afgelopen zomer in Hawaï werd mijn naam voorgesteld op de eerste van de twee algemene vergaderingen. Een week later werd er over me gestemd bij de tweede algemene vergadering. Die eerste vergadering was heel leuk! Toen mijn naam verscheen op het scherm zag ik dat iedereen naar mij keek en me alvast feliciteerde. Maar ik zei: “Wacht even, wacht even, ik ben nog niet verkozen!”. De felicitaties probeerde ik af te houden tot de stemming op de tweede dag.”

Uw bent getrouwd met Tim de Zeeuw, hij is o.a. directeur-generaal van de Europese Zuidelijke Sterrenwacht ESO en directeur van de Leidse Sterrewacht. Hoe reageerde hij?

“Hij zei dat hij altijd al met een president getrouwd had willen zijn. Hij was er de eerste dag wel bij, maar moest daarna helaas eerder terug. Voor Tim en mij heeft de IAU en het voorzitterschap extra betekenis. Tim was student bij Adriaan Blaauw toen die president was van de IAU. Adriaan had aangemoedigd en geregeld dat we vooral met z’n tweeën op de algemene vergadering langs moesten komen. Ik was toen nog geen sterrenkundige en mocht mee als gast.”

In hoeverre is uw man Tim de Zeeuw op werkgebied een inspiratiebron voor u?

“We zitten in heel verschillende delen van de sterrenkunde. Hij houdt zich bezig met structuur en dynamica van sterrenstelsels en doet dus veel aan theorie en modelvorming. Hij kan heel goed advies geven, vooral ondersteunend over hoe bepaalde processen moeten lopen. Ik ging ook vaak mee als zijn partner en heb daardoor veel contacten gelegd met andere deelgebieden van de sterrenkunde. En hij andersom natuurlijk ook.”

U heeft gewerkt in Nederland en aan diverse gerenommeerde instituten in de VS. Welke van deze ervaringen zijn voor u inspirerend geweest en neemt u mee in uw werk als voorzitter?

“Tim en ik wilden eigenlijk maar twee jaar in de VS blijven, maar dat werden er zes. Die zes jaar zijn heel cruciaal geweest voor me. Je ziet hoe zaken daar anders gaan dan hier. Een sterk punt vond ik hoe ze in het California Institute for Technology (Caltech) grote projecten runnen en grote projectvoorstellen doen voor bijvoorbeeld een nieuwe ruimtetelescoop. Caltech heeft natuurlijk topmensen, maar ook de combinatie van topwetenschap en -techniek. Ik ben zelf niet technisch, maar ik ben in Caltech goed doordrongen van het belang van de samenwerking met ingenieurs in de sterrenkunde. Gelukkig zie je de laatste jaren dat we in Nederland ook steeds beter zelf de instrumenten ontwikkelen.”

Ook de kwaliteit van het Nederlandse onderzoek en de onderzoekers wordt vaak geroemd. Welke aspecten die daaraan bijdragen denkt u elders in de wereld te kunnen stimuleren?

“Een belangrijk, typisch Nederlands kenmerk is pragmatisme. In Nederland hebben we altijd moeten samenwerken. Als klein land zijn we dat gewend. In Europa gaat dat nu ook goed, maar je merkt in de VS dat ze dat veel minder gewend zijn dan in Europa.”

Nederlanders hebben internationaal een goede reputatie als sterrenkundigen, maar zijn ook nogal berucht om hun ‘directheid’: vaak komen we nogal bot en beledigend over. Kunnen de internationale sterrenkundigen hun borst natmaken?

“Neeeee! Ik heb wel geleerd om diplomatiek te zijn. En als het nodig is weet ik ook wel hoe ik scherp kan zijn. Als voorzitter zijn de ‘soft skills’ bijna net zo belangrijk als je wetenschappelijke vaardigheden. Hopelijk word ik over tien jaar herinnerd als een bruggenbouwer. Bruggen naar andere wetenschappen of naar het algemene publiek. En we zullen nog meer dan nu het geval is mondiaal moeten samenwerken. Europa en de VS maken samen nu al grote telescopen, maar als we nog grotere willen bouwen, moeten we echt wereldwijd goed gaan samenwerken. Ook daarvoor moet je bruggen bouwen.”

Silvia Torres-Peimbert is momenteel voorzitter. U volgt haar op. Wat betekent het dat er achter elkaar twee vrouwelijke voorzitters zijn, in een (ook buiten Nederland) toch wel mannelijke wereld?

“Het is denk ik heel belangrijk dat er diversiteit is. Lange tijd werd het voorzitterschap bekleed door mannen. De eerste vrouw kwam pas in de periode 2006-2009. Daarna waren er weer twee mannen, en nu dus weer twee vrouwen waardoor er meer evenwicht is”.

In een interview met ‘She Is An Astronomer’ zegt u dat het een voordeel in de sterrenkunde is om een vrouw te zijn,  omdat mensen je beter herinneren. Welke voordelen biedt het als president van de IAU om vrouw te zijn?

“Dat weet ik niet. Ik heb geen idee hoeveel extra deuren dat opent.”

U heeft behoorlijk veel onderscheidingen ontvangen. Enkele awards staan ook hier op uw kamer, zoals de Lise Meitner Award. Welke onderscheiding betekent het meest voor u?

“Ze zijn allemaal speciaal op de een of andere manier. De Spinoza Award is geweldig en heeft heel veel mogelijk gemaakt, ook vanwege het vele onderzoeksgeld. En onlangs ontving ik de Albert Einstein Award. Dan voel ik me heel klein tussen al die grote namen van mijn voorgangers. Maar ik vind het vooral mooi dat ik uit heel veel verschillende vakgebieden onderscheidingen heb gekregen.”

U bent begonnen als chemicus en wiskundige. Waarom heeft u destijds de overstap naar sterrenkunde gemaakt?

“Ik was toen lekker bezig in de kwantumchemie en wilde daarin promoveren. De hoogleraar was echter net overleden. Het duurde nogal lang tot er een opvolger was, dus moest ik iets anders zoeken. Tim (destijds nog ‘gewoon’ mijn vriend) tipte me toen over het nieuwe veld van de astro-moleculen. Met hulp van Alexander Dalgarno mocht ik een half jaar naar Harvard komen, waar ik het vak heb geleerd.” (Ze laat enthousiast een foto zien uit Washington van Dalgarno en haar bij een enorm beeld van Einstein)

Ik zie hier op tafel een aantal speelgoed moleculen liggen. U bent ook nog steeds lid van de Koninklijke Nederlandse Chemische Vereniging. In hoeverre ziet u uzelf ook nog als chemicus?

“Ik heb nog steeds een chemicus in mijn onderzoeksgroep en we publiceren ook in chemische tijdschriften. Dat vind ik zeker belangrijk, want astronomen zijn vaak geneigd om een chemisch model als een black box te gebruiken: in een computerprogramma van het chemisch model voeren ze de aanwezige moleculen en de omstandigheden in de interstellaire wolk in, zoals de dichtheid, temperatuur en snelheden. Het computerprogramma geeft als resultaat welke nieuwe moleculen er zijn gevormd. Het begrip wat er precies in dat model gebeurt en waarom het specifieke resultaat eruit komt, ontbreekt bij astronomen dan enigszins.”

“Een tijd terug hadden we een onderzoeksprogramma over water in het heelal, dat uitgevoerd werd met de Herschel-ruimtetelescoop. Ik dacht toen dat alle processen die we tegenkwamen wel bekend zouden zijn in de chemische literatuur. Maar de omstandigheden in de ruimte zijn toch anders en voor de meeste scheikundigen onbekend. Want hoe maak je in de ruimte eigenlijk waterijs? In de voorbereiding van dit sterrenkundige onderzoek hebben we puur chemisch onderzoek gedaan.”

Wat voor belang hecht u aan een grote, goed lopende organisaties van amateurs en geïnteresseerde leken die sterrenkunde e.d. een warm hart toedragen in relatie tot het maatschappelijk en politiek draagvlak voor toponderzoek?

“Goede amateurverenigingen zijn hartstikke belangrijk. Wij worden gefinancierd door de overheid, dus moeten we ook wat terugdoen naar de burgers. Ik praat regelmatig voor sterrenkunde-kringen of regel dat er iemand anders komt. De amateursterrenkunde is een heel mooie manier om het algemene publiek te bereiken. Het is prachtig dat de oude Leidse Sterrewacht en de kijkers zijn gerestaureerd en dat de zonnekijker met crowdfunding is gefinancierd. Overigens ben ik niet zelf actief met zulke projecten bezig, maar ik doe graag suggesties als men mij vraagt om advies.”

“De IAU-afdeling Outreach heeft ook als doelstelling om amateurs wereldwijd met elkaar te verbinden. Die afdeling is net pas begonnen, dus ik heb nog geen goed overzicht hoe actief ze zijn. Ik weet wel dat bijvoorbeeld niet zo lang geleden planetariadirecties van de hele wereld bij elkaar kwamen om shows en ervaringen uit te wisselen. Als de KNVWS tips heeft, dan hoor ik die graag.”

Ziet u nog andere mogelijkheden hoe de amateurtak en de professionele tak beter kunnen samenwerken in Nederland?

“Daar denk ik even over na en sta vooral open voor goede ideeën. Ik denk dat de samenwerking al heel goed is. Wat zeker moet blijven is het jaarlijkse KNVWS-symposium met topsprekers. Ik heb er ook wel eens gesproken, toen bij het honderdjarig jubileum van de KNVWS in 2001 koningin Beatrix er ook bij was. Echt een hele eer. Iedereen was toen enthousiast, en jij mag voor hen allemaal een verhaal houden!”

“De amateursterrenkunde is een heel mooie manier om het algemene publiek te bereiken. Het is prachtig dat de oude Leidse Sterrewacht en de kijkers zijn gerestaureerd en dat de zonnekijker met crowdfunding is gefinancierd.”

Een van uw uitspraken over sterrenkunde luidt: “Always unexpected results, never a dull moment!” Toch heeft u vast ook een glazen bol met verwachtingen. Welke sterrenkundige doorbraken verwacht u de komende 10 jaar?

“Een van de redenen voor de bouw van ALMA [een interferometer van 66 schotelantennes voor het waarnemen van (sub) millimeterstraling – RvM] door ESO, is omdat we de chemische samenstelling willen weten van stofschijven rond sterren tot op een afstand van de centrale ster die overeenkomt met de baan van Uranus.
Dan gaat het om dat gedeelte van een stofschijf waarin planeten ontstaan.
Wat we daar precies zullen vinden, weten we nog niet.
We voorspelden in een vooronderzoek veel methanol aan te treffen, maar daarvan hebben we nog niks gevonden.
Wel andere moleculen. Dus we gaan erachter komen hoe het zit, maar het blijft een verrassing wat het is.”

Herschel telescope gebruikt voor onderzoek
(credit: ESA/AOES Medialab ; achtergrond: Hubble Space Telescope, NASA/ ESA/ STScI)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Door Ruben van Moppes. Zenit december 2015

  • Ewine van Dishoeck werkt op veel verschillende onderzoeksterreinen en is wereldwijd leidend op meerdere gebieden. De belangrijkste hebben te maken met het onderzoek naar moleculen in interstellaire wolken van gas en stof en de verschillende ontwikkelstadia van sterren en planeten die in deze wolken ontstaan. De temperatuur ligt er tussen de 10 en 100 K, terwijl de dichtheid van het gas voor aardse begrippen zeer laag is. In deze omstandigheden kunnen organische moleculen, die op aarde heel reactief zijn, toch lang overleven en zelfs hoge concentraties bereiken. Een van de belangrijkste stappen om sterren en planeten te laten ontstaan is dat een grote wolk van gas en stof in elkaar stort, waarbij de moleculen ervoor zorgen dat de wolk tijdens de contractie niet warmer wordt. Met geavanceerde telescopen is te volgen welke moleculen een rol spelen bij deze afkoeling. Sommige interstellaire moleculen zijn prebiotisch. Zij behoren tot de bouwstenen van levende organismen en zijn in gebieden waar sterren en planeten ontstaan, rijkelijk voorhanden.

Ook interessant

Astronomen maken eerste close-up foto van een ster buiten ons Melkwegstelsel

stipmedia

Marsmaantjes Phobos en Deimos zijn mogelijk overblijfselen van een planetoïde

stipmedia

Nieuwe data bevestigen: donkere energie is niet constant, maar dynamisch

stipmedia

Zwarte gaten ‘erven’ hun magnetische velden van hun ouders

stipmedia

Dubbele zwaartekrachtlens kan licht werpen op de uitdijing van het heelal

stipmedia

Gesteenten die Chinese maanlander Chang’e-6 naar aarde bracht zijn verrassend ‘jong’

stipmedia