Titan, de grootste maan van Saturnus, is de enige plek buiten de aarde waar een atmosfeer en vloeistoffen in de vorm van rivieren, meren en zeeën te vinden zijn. Vanwege de extreem lage temperaturen bestaan de vloeistoffen op Titan uit koolwaterstoffen zoals methaan en ethaan, en bestaat het oppervlak uit vast waterijs. Nieuw onderzoek, onder leiding van planeetwetenschappers van de Universiteit van Hawaï in Mānoa, heeft nu aan het licht gebracht dat er mogelijk ook methaangas in het ijs opgesloten zit. Het resultaat is een korst van minstens vijf kilometer dik, die de onderliggende ijsschol verwarmt en mogelijk ook de methaanrijke atmosfeer van Titan kan verklaren (The Planetary Science Journal, 30 september). Het onderzoeksteam, onder leiding van Lauren Schurmeier van het Hawai‘i Institute of Geophysics and Planetology, heeft aan de hand van meetgegevens van NASA-ruimtesonde Cassini vastgesteld dat de inslagkraters op Titan honderden meters minder diep zijn dan verwacht, en dat er slechts negentig kraters op deze maan herkenbaar zijn. Dat is verrassend, omdat inslagkraters op andere ijsmanen vaak veel talrijker en dieper zijn. Er moet dus iets gebeuren op Titan dat de kraters relatief snel uitwist. Op zoek naar een mogelijke oorzaak hebben Schurmeier en haar team met behulp van een computermodel onderzocht hoe de korst van Titan terug zou veren als de ijsschol bedekt zou zijn met een isolerende laag methaanhydraat – een soort waterijs waarin methaangas opgesloten zit. Omdat niet bekend is welke vorm de kraters op Titan oorspronkelijk hadden, hebben de wetenschappers twee plausibele begindiepten vergeleken, gebaseerd op ’verse’ kraters op de ongeveer net zo grote ijsmaan Ganymedes van de planeet Jupiter. ‘Aan de hand van dit model konden we schatten dat de korst van methaanhydraat op Titan vijf tot tien kilometer dik moet zijn, omdat simulaties van deze dikte kraterdieptes produceerden die het best bij de waargenomen kraters pasten,’ legt Schurmeier uit. ‘De methaanhydraatkorst warmt het binnenste van Titan op en veroorzaakt een verrassend snelle topografische ontspanning, die ervoor zorgt dat kraters ongeveer net zo snel terugveren als (de korst onder) snel bewegende warme gletsjers op aarde.’ In het licht van deze bevindingen is de topografie op Titan logisch. En de bepaling van de dikte van de methaanhydraatkorst geeft aan dat het inwendige van deze Saturnusmaan waarschijnlijk warm is, en niet koud en star zoals eerder werd gedacht. Mogelijk vindt (of vond) er zelfs convectie plaats. ‘Als er leven is in de oceaan onder de dikke ijsmantel van Titan, worden sporen daarvan wellicht omhoog getransporteerd, waar ze gemakkelijker traceerbaar zijn voor toekomstige ruimtemissies’, aldus Schurmeier. De eerstvolgende missie naar Titan – Dragonfly – staat gepland voor juli 2028 en zal daar in 2034 aankomen. (EE) (Image credit: NASA/Cassini)