Feest voor de Europese ruimtetelescoop Gaia! Voor het eerst is het bestaan van een exoplaneet die door metingen van Gaia aan het licht kwam bevestigd door waarnemingen met telescopen op aarde. De planeet, Gaia-4b, is bijna twaalf maal zo zwaar als Jupiter en draait om een rode dwerg (Gaia-4) die op 244 lichtjaar van de aarde staat. De planeet is een van de zwaarste die rond zulke lichte sterren is gevonden. Gaia heeft sinds 2013 met zijn metingen van de posities en bewegingen van sterren de meest nauwkeurige 3D-kaart van het Melkwegstelsel opgeleverd. De meest recente uitgave van de meetresultaten, de Gaia Data Release 3, bevat ook een lijst van 28 sterren waarvan hun beweging doet vermoeden dat er een planeet omheen zou kunnen draaien. Hun normale rechtlijnige beweging aan de hemel was een boog geworden. Om er zeker van te zijn dat het hierbij niet om een dubbelster gaat, moet echter ook hun snelheid in de ruimte worden gemeten. Dat hebben astronomen – onder andere van het Sterrenkundig Instituut Anton Pannekoek in Amsterdam – nu gedaan met telescopen op de McDonald-sterrenwacht in Texas, de Kitt Peak-sterrenwacht in Arizona en de Nordic Optical Telescope op La Palma. Met behulp van hun waarnemin gen kon niet alleen de aanwezigheid van planeet Gaia-4b worden bevestigd, maar werd ook nog een bruine dwerg ontdekt, Gaia-5b. Die is 21maal zo zwaar als Jupiter en draait ook om een rode dwerg. Als volgend jaar weer een Data Release van Gaia uitkomt, zouden daarin volgens Gudmundur Stefansson en collega’s honderden zo niet duizenden mogelijke planeten en bruine dwergen aan het licht kunnen komen (Zenit maart 2025, blz. 42). De astronomen hebben alvast een ruwe schatting gemaakt van de kans dat het hierbij echt om zulke objecten gaat. Hierbij baseren zij zich op het feit dat er van de 28 onderzochte sterren 21 dubbel bleken te zijn, vijf waarschijnlijk enkelvoudig en slechts twee zeker enkelvoudig. Die twee zijn dan Gaia-4 en Gaia-5. De kans op het afvallen van kandidaten is dus vrij groot. (GB/Astrophysical Journal, te publiceren) (Image credit: Marcus Marcussen)