Nieuw onderzoek, gebaseerd op infrarood-waarnemingen met de ruimtetelescoop Spitzer, heeft laten zien dat bij de explosie van een zware ster silica oftewel siliciumdioxide vrijkomt.
Een van de meest voorkomende mineralen op aarde.
Silica is een belangrijk bestanddeel van bijvoorbeeld gesteenten, zand en (dus ook) glas.
Silica komt zo’n beetje overal in het heelal voor, maar onduidelijk was waar het spul nu precies vandaan komt.
Bij het nieuwe onderzoek is nu silica ontdekt in twee bekende restanten van supernova-explosies, Cassiopeia A en G54.1+0.3.
In beide gevallen gaat het om een ster, veel zwaarder dan de zon, waarvan de kern ineenstortte toen de daar aanwezige nucleaire brandstof opraakte.
Bij dat proces ontstaan allerlei zware elementen, waaronder silicium.
Hoewel in het spectrum van Cassiopeia A eerder al spectraallijnen waren gezien die dicht bij die van silica lagen, werden die niet onmiddellijk als zodanig herkend.
Dat bleek te liggen aan de vorm van de silicadeeltjes in de supernovarest: die zijn niet volmaakt rond, maar enigszins langwerpig. Hierdoor geven ze een iets andere spectrale ‘vingerafdruk’ dan verwacht.
Toen dat eenmaal duidelijk was, kon met behulp van aanvullende gegevens van de Europese infraroodsatelliet ook een schatting worden gemaakt van de hoeveelheid silica die bij zo’n supernova-explosie vrijkomt.
De conclusie is de ontploffende zware sterren genoeg silica de ruimte in blazen, om de grote verspreiding van dit mineraal te kunnen verklaren. (EE)