Aan het einde van de negentiende eeuw zagen vele astronomen kanalen op Mars.
De Grieks-Franse astronoom Antoniadi maakte daar korte metten mee.
Het waren optische illusies.
Door George Beekman
Eugène Michel Antoniadi werd op 1 maart 1870 geboren in Constantinopel, het huidige Istanboel, als zoon van Griekse ouders.
Hoewel er weinig bekend is over zijn jeugd, weten we dat hij een opleiding tot architect volgde en al vroeg belangstelling voor de sterrenkunde had.
In 1890 werd hij lid van de British Astronomical Association (BAA) en een jaar later ook van de Société Astronomique de France (SAF).
In beide verenigingen viel Antoniadi op door zijn gedetailleerde tekeningen van zonnevlekken en van Mars, Jupiter en Saturnus.
Een van de leden van de SAF was de beroemde schrijver en popularisator van de sterrenkunde Camille Flammarion.
Die zag direct wat de jonge Griek in zijn mars had en vroeg hem op zijn privé-sterrenwacht in Juvisy, bij Parijs, te komen werken.
In 1893 werd Antoniadi er assistent astronoom.
Zowel Flammarion als Antoniadi hadden een speciale belangstelling voor Mars en dus werd die veel met de 24 centimeter-refractor waargenomen.
Antoniadi werkte zo hard en publiceerde zo veel in het Bulletin van de SAF dat hij in 1894 tot lid van het bestuur werd gekozen.
Daarnaast publiceerde hij veel in de Memoirs van de BAA.
In die tijd was er veel discussie over de Marskanalen, de vermeende rechte lijnen in het gebied tussen 60o noorder- en zuiderbreedte.
Die waren voor het eerst in 1877 beschreven door de Italiaanse sterrenkundige Giovanni Schiaparelli en later door anderen bevestigd.
Sommigen zagen ze dubbel.
Schiaparelli noemde ze canali, dat in het Engels canals werd en enkelen, met name de Amerikaanse astronoom Percival Lowell, meenden dat het irrigatiewerken waren om water tijdens het smelten van de poolkappen naar de drogere gebieden te brengen.
Hoewel ook Antoniadi door deze kanalen werd geïntrigeerd, twijfelde hij al snel aan hun realiteit.
Hij meende dat de meeste kanalen niet zouden worden opgemerkt als men er geen weet of voorkennis van had.
Zij waren volgens hem een optische illusie, het product van een oog dat zich inspant om fijne details te onderscheiden en die onbewust aaneenrijgt.
In 1902 brak Antoniadi met Flammarion, om in 1909 weer naar Juvisy terug te keren.
In dat jaar werd hij ook door Henri Deslandres, directeur van de sterrenwacht in Meudon, in de gelegenheid gesteld om waarnemingen te verrichten met de Grande Lunette,
de 83 centimeter-refractor die toen de grootste ter wereld was.
Dat aanbod kwam Antoniadi goed uit omdat Mars toen tijdens de oppositie extra dicht bij de aarde kwam.
Hij zag ontelbare details op de rode planeet, maar geen kanalen.
Antoniadi berichtte dat aan verscheidene astronomen, maar die waren niet onverdeeld enthousiast.
En vooral Amerikaanse astronomen bleven de kanalen toch zien.
Helaas voor hen begon toen ook duidelijk te worden dat Mars een droge en koude wereld is en een ijle atmosfeer heeft, dus dat hogere vormen van leven er echt
onmogelijk zijn.
Antoniadi bleef de rode planeet tijdens de meeste opposities waarnemen, maar zoals hij in zijn La Planète Mars (1930) schreef had hij zelf nooit overtuigend een kanaal gezien.
Antoniadi overleed op 10 februari 1944 in Parijs.
Mars steeg die nacht weer hoog aan de hemel maar de rode gloed van de planeet werd toen overstraald door het bleke licht van de maan.
(Image Credit Mars: NASA)