Astronomen hebben voor het eerst de effecten van dynamische getijden in een reuzenplaneet aangetoond.
Dynamische getijden zijn golven in het inwendige van een grotendeels uit gas bestaande planeet die veroorzaakt worden door de aantrekkingskracht van zijn satellieten.
Deze golven kunnen inzicht geven in de structuur en samenstelling van het inwendige van zo’n gasplaneet.
De meest bekende getijdenwerking is die tussen de aarde en de maan.
Tijdens zijn maandelijkse omloop veroorzaakt de maan op aarde twee getijdenbulten, één op het deel dat zich het dichtst bij de maan bevindt en één op het tegenovergestelde deel.
Omdat het meest vervormbare deel van de aarde het oppervlaktewater is, zijn deze bulten het hoogst in de oceanen en geringer in het inwendige.
Dit oceaangetij is in feite een stationaire golf die in hydrostatisch evenwicht verkeert.
Ook op de reuzenplaneten worden zulke hydrostatische getijden opgewekt, maar omdat die planeten grotendeels uit gas bestaan veroorzaken hun manen ook forse golven in het inwendige.
Deze dynamische getijdengolven zijn ingewikkelder omdat ze elkaar beïnvloeden en daardoor zijn ze ook moeilijker aantoonbaar.
Benjamin Idini en David Stevenson maakten gebruik van metingen van Juno, de Amerikaanse sonde die sinds 2016 om Jupiter draait.
Via geringe variaties in zijn omloopsnelheid hebben de astronomen nauwkeurig het gravitatieveld van de planeet in kaart gebracht.
En daarin werd onlangs een effect gevonden dat niet met behulp van alleen het hydrostatische getij kon worden verklaard.
Het zou om de effecten van dynamische getijden kunnen gaan.
De astronomen gingen niet over één nacht ijs en berekenden met behulp van verschillende modellen hoe groot de effecten van de manen van Jupiter op het inwendige van deze planeet, en dus
diens gravitatieveld, zouden zijn.
Zo vonden zij dat de door Juno gemeten afwijking in dit gravitatieveld precies verklaard kan worden met het effect van dynamische getijden.
Die zouden dan vooral veroorzaakt worden door Io, de maan die het dichtst bij Jupiter staat.
Hoewel de gemeten afwijking slechts vier procent bedraagt, zijn Juno’s metingen zo nauwkeurig dat de astronomen hun conclusie gerechtvaardigd vinden.
(GB/Planetary Science Journal 2: 69)
(Image Credit: NASA/JPL-Caltech/SwRI/MSSS/)