Japanse astronomen hebben de oorsprong gevonden van de dubbel uitgevoerde gasstromen of jets van een ster-in-wording.
Met behulp van de ALMA-radiotelescoop hebben ze ontdekt dat de trage en de snelle gasstroom van de protoster niet dezelfde kant op wijzen en dat de eerste vroeger is ontstaan dan de laatste.
Dat wijst erop dat de beide jets vanuit verschillende delen van de gasschijf rond de ‘babyster’ zijn gelanceerd.
Protosterren trekken gas uit hun omgeving aan, maar een deel van het aldus verzamelde materiaal wordt ook weer terug de ruimte in geblazen.
Dat gebeurt in de vorm van jets die loodrecht op de circumstellaire schijf staan.
Deze gasstromen zijn een bron van radiostraling. Sommige protosterren, zoals MMS5/OMC-3, vertonen twee verschillende gasstromen: een trage en een snelle. Door de dopplerverschuiving van de radiogolven te meten, hebben astronomen nu de snelheden van het van deze ster weg stromende gas gemeten.
Daarbij hebben ze vastgesteld dat ze respectievelijk 1300 en 500 jaar geleden zijn ontstaan.
Ook blijken de beide gasstromen niet dezelfde kant op te wijzen. Voor het ontstaan van de verschillende gasstromen van protosterren bestonden twee theorieën. Volgens de eerste ontstaan ze in verschillende delen van de gasschijf, volgens de andere ontstaat eerst de snelle jet, waarna deze materiaal uit de omgeving ‘meesleept’.
Dat materiaal zou dan de trage gasstroom vormen.
Het nieuwe onderzoek wijst er nu echter op dat de trage gasstroom van MMS5/OMC-3 eerder op gang is gekomen dan diens snelle jet.
Dat ondergraaft het tweede model en is een steuntje in de rug voor de eerste theorie.
Computerberekeningen geven aan dat trage uitstroom van gas uit het buitenste deel van de circumstellaire schijf komt, en de snelle jet uit het centrale deel ervan. (EE)