Opnamen gemaakt met de Hubble Space Telescope laten zien dat de nieuwste donkere vlek op het noordelijk halfrond van Neptunus zich anders gedraagt dan de andere
vlekken die tot nu toe op deze reuzenplaneet zijn waargenomen.
In plaats van naar de evenaar van de planeet te bewegen en te verdwijnen, keerde de Northern Dark Spot 2018 daar om en begon weer naar het noorden te koersen.
De donkere vlekken op Neptunus zijn een soort wervelstormen vergelijkbaar met de Grote Rode Vlek (GRS) op Jupiter.
Het grootste verschil is dat de GRS al meer dan 350 jaar bestaat, terwijl de vlekken op Neptunus slechts twee tot zes jaar bestaan.
De eerste twee, Great Dark Spot (GDS) en Dark Spot 2 (DS2), werden in 1989 ontdekt door de ruimtesonde Voyager 2.
Daarna ontdekte de Hubble Space Telescope – de enige die deze vlekken nu kan waarnemen – er nog vier, in 1994, 1996, 2015 en 2018.
De vlekken ontstaan steevast op de middelbare breedten van het noordelijk of zuidelijk halfrond, bewegen in de loop van één tot twee jaar naar lagere breedten en verdwijnen.
Vier tot zes jaar later verschijnt er dan weer een nieuwe.
De jongste vlek, de ovaalvormige NDS-2018, werd in september 2018 ontdekt en was toen 11.000 kilometer groot.
Toen Hubble hem in januari 2020 nogmaals fotografeerde, was hij al een stuk richting de evenaar geschoven en ruim 3000 kilometer geslonken.
Maar ook was er toen een wat kleinere donkere vlek op het toneel verschenen, ongeveer 6300 kilometer groot, bijgenaamd Dark Spot Junior.
Toen Hubble NDS-2018 in augustus 2020 observeerde, bleek de vlek te zijn omgekeerd en weer naar het noorden te bewegen.
Dat was nog nooit eerder bij zo’n vlek waargenomen.
Bovendien bleek de tweede, kleinere donkere vlek toen alweer verdwenen te zijn.
Computersimulaties van anticyclonen suggereren dat zulke atmosferische systemen uiteen worden getrokken als ze te dicht bij de sterke luchtstromingen rond de evenaar komen.
Misschien scheidde de grotere vlek op dat moment de kleinere af en keerde hij vervolgens op zijn schreden terug. (GB)
(Image Credit: NASA, ESA, STScI, M.H. Wong (University of California, Berkeley), and L.A. Sromovsky and P.M. Fry (University of Wisconsin-Madison)