Nabij de kop van de Walvis staat Omicron Ceti.
Een vrij onopvallende ster met de gewoonte om volgens een regelmatig patroon voor het blote oog langere tijd onzichtbaar te worden.
De Duits-Poolse sterrenkundige Hevelius doopte haar in 1662 Mira, de Wonderbaarlijke.
Toentertijd een toepasselijke naam omdat het, mogelijk naast Algol, de eerst bekende ster was met een veranderlijke aard.
Nog steeds maakt Omicron Ceti haar bijnaam Mira waar.
Het is een verrassend object dat ons vele gezichten toont en er in 2006 nog in slaagde een geheel nieuw aspect van zichzelf te onthullen.
Dit artikel poogt Mira’s diversiteit in beeld te brengen met een rondgang langs haar verschillende verschijningsvormen.
Mira’s helderheid verandert volgens een sinusgolf.
Rond haar maximum toont ze zich als een oranjerode ster met een magnitude tussen 2,0 en 4,9. Op haar minimum is de helderheid gezakt naar 8,6 tot 10,1. De ster vertoont daarmee een onwaarschijnlijk groot verschil in helderheid van 1700 keer, al hebben de hoogste top en het diepste dal zich nooit in dezelfde cyclus voorgedaan.
Haar rode kleur wijst op een lage oppervlaktetemperatuur, schommelend tussen 2900 en 3200 kelvin.
Haar afstand bedraagt ongeveer 300 lichtjaar.
Van september tot maart is Mira ‘s avonds zichtbaar in het zuiden.
Lees het hele artikel in Zenit november
Door: Robert Schippers