Het is nog steeds niet duidelijk wat de oorzaak was van de plotselinge opleving van Chiron in 2021. Chiron is een centaur die tussen de banen van Saturnus en Uranus om de zon draait. Van deze ijswerelden die banen beschrijven tussen de vier reuzenplaneten is bekend dat ze soms komeetachtige activiteit vertonen, maar die hangt dan niet zoals bij ‘gewone’ kometen samen met hun afstand tot de zon. De oorzaak van die activiteit is daardoor nog niet duidelijk en voor meerdere verklaringen vatbaar. Ook Chiron heeft in het verleden komeetachtig gedrag vertoond, maar de opleving in 2021 springt daar wel uit. Tussen februari en juni nam de helderheid van Chiron snel met één magnitude toe, om daarna langzaam af te nemen. Maar in 2023 was deze ijswereld nog steeds helderder dan normaal. Sommige astronomen suggereerden dat de helderheidstoename misschien werd veroorzaakt doordat we door de baanbeweging van Chiron onder een andere hoek tegen het object gingen aankijken en helderder gebieden in het zicht kwamen. Maar na uitvoerige analyses van het gedrag van Chiron zowel voor als na zijn opleving verwerpen Matthew Dobson en collega’s deze mogelijkheid. Chiron draait in 51 jaar rond de zon en verplaatst zich te langzaam om in een korte tijd zo’n groot effect te kunnen veroorzaken. Volgens deze astronomen is de meest waarschijnlijke oorzaak toch een komeetachtige uitbarsting. Er zijn weliswaar geen tekenen van een coma rond Chiron waargenomen, maar die coma zou te zwak of te klein kunnen zijn geweest. Toch houden ook deze astronomen nog een slag om de arm. In 2011 werd tijdens een sterbedekking een ring rond Chiron ontdekt. Tijdens latere bedekkingen bleek die ring vrij fragmentarisch te zijn en op korte termijn veranderingen te vertonen. Die zouden kunnen samenhangen met satellietjes tussen die ringen die af en toe tegen elkaar botsen en wolken van kleinere fragmenten veroorzaken. Die zouden niet alleen de structuur maar ook de helderheid van de ring kunnen veranderen en misschien ook (deels) de opleving van Chiron kunnen verklaren. (GB/Planetary Science Journal 5: 165) (Image credit: M. Dobson e.a)