Een internationaal team van astronomen, onder leiding van Cristina Martínez-Lombilla (Universiteit van New South Wales, Australië), heeft een nieuwe techniek toegepast op het zwakke schijnsel tussen sterrenstelsels – zogeheten ‘intra-groepslicht’ – om de daar aanwezige sterren te karakteriseren (MNRAS).
Er is weinig bekend over intra-groepslicht. De helderste delen ervan zijn ruwweg vijftig keer zo zwak als de donkerste nachthemel op aarde en laat zich zelfs met de grootste telescopen op aarde en in de ruimte uiterst moeilijk detecteren.
Met hun gevoelige techniek, die het licht van alle objecten elimineert, behalve dat van het intra-groepslicht, konden de onderzoekers de zwakke gloed niet alleen detecteren, maar kwamen ze ook van alles te weten over de sterren die de gloed veroorzaken.
Ze bepaalden de leeftijden van deze sterren en hun chemische samenstelling, en vergeleken deze met die van sterren die nog deel uitmaken van sterrenstelsels.
Hun conclusie: de intra-groepssterren zijn jonger en minder metaalrijk dan de omringende sterrenstelsels.
De ontheemde sterren in het intra-groepslicht waren niet alleen ‘anachronistisch’, maar bleken ook een andere oorsprong te hebben dan hun naaste buren.
Ze vertoonden overeenkomsten met de nevelige ‘staart’ van een verder weg gelegen sterrenstelsel.
Dankzij deze combinatie van aanwijzingen konden de astronomen de geschiedenis van het intra-groepslicht reconstrueren en nagaan hoe de betreffende sterren in hun ‘niemandsland’ terecht zijn gekomen. Het lijkt erop dat deze sterren op enig moment aan hun eigen sterrenstelsels zijn onttrokken en nu vrij ronddolen.
Dat gebeurt wanneer sterren uit een sterrenstelsel worden meegesleurd door een passerend zwaar satellietstelsel. (EE)
(Image Credit: (Martínez-Lombilla et al./UNSW Sydney)